OPGELET! Je kunt reacties geven op wat we hier gepost hebben. Je vindt onderaan elk deeltje een stippellijn. Daar rechts boven staat er hoeveel reacties er reeds zijn. Als je klikt op die link kun je niet alleen reacties lezen, maar ook zelf reageren. Zeker doen!! Toch nog even dit: indien je reageert op onze website, kunnen we je niet terug antwoorden. Schrijf dus liever op ons emailadres als je een antwoord wenst: johanenchristine@gmail.com

vrijdag, augustus 18, 2006

13 augustus ’06

We blijven vandaag ter plaatse, slapen eens wat langer, werken het verslag van de reis bij, en gaan op internet. We nemen een rekening bij skype om makkelijk en goedkoper te kunnen naar huis bellen. Omwille van het vele lawaai wordt het geen groot succes. De computerlijn is hier ook niet te vergelijken met Iran.
We zijn beiden nat van het zweet terwijl we in de bazaar rondlopen. Wat een plakkerige hitte. Op straat liggen veel mensen te slapen. Soms staat hun bed op straat. Veel mensen werken ook: eten klaarmaken, spullen verkopen…
’s Avonds is het iets beter te doen. Het is hier al om 19h donker, waarna er wat friste valt. Dit betekent nog ver boven de 40°! Je zweet dus énkele ml minder per minuut…
Dan breekt de hel los. Het valt ons op dat het er nòg lawaaierig aan toe gaat dan normaal. Ook het normale lawaai kun je onmogelijk beschrijven. Ik doe een poging. De straat bulkt van het autoverkeer:bussen , trucks, motorriksja’s, fietsen, moto’s… Ieder exemplaar toetert erop los. (jazeker, ook fietsen) Geen toetertje zoals dat kleine dingetje in onze auto’s. Nee. Ieder voertuig heeft hier een exemplaar waar een westerling op staande moment een hartinfarct kan van oplopen. Ik kan het niet beschrijven omdat er zoveel verschillende geluiden geproduceerd worden. Wij zouden het een gepersonaliseerde toeter noemen. Best kun je het vergelijken met allerlei geluiden van de kermis, maar veel luider en verscheidener. Wij toeteren als we kwaad zijn. Hier toeter je om te zeggen: let op, ik ben hier. Jellende voetgangers en krijsende kinderen geven nog extra decibels.
Maar zoals ik al zei: het is precies méér dan normaal. Er komt een man naar ons toe: ‘Ik ben kapitein in het Pakistaanse leger. Weten jullie dat het vandaag onze nationale feestdag is?’
Prompt loopt de man naar een straatverkoper, en hangt ons een bloemenkrans rond de hals.’We zijn een nieuwe natie geworden in 1947! Wat vind je van ons land?’
Het zweet parelt op zijn voorhoofd wanneer hij over zijn Pakistan vertelt…
Intussen is het al weer laat geworden. We keren terug naar onze kamer. De gang geeft uit op een balkon, waar we de straat kunnen overzien. Een Pakistaans biologieleraar begint een gesprek, maar ik ben écht moe en heb er geen zin in. Hij doet verder met Christine.
Intussen laat ik de straat op me inwerken: De stad is losgebroken. Zelfs wie maar kan kruipen is op de been, zwaait met een vlag, en blaast tot zijn laatste adem in een soort oorverdovende toeter, nogal gelijkaardig aan de toeters onder druk van het voetbalveld bij ons. De politie probeert de chaos wat te kanaliseren. Die ongelofelijke chaos die eerst op je valt zoals in Quetta is een eerste indruk. Het is ook die indruk die vaak bij ons getoond wordt. Ze is verkeerd, en doet de mensen hier echt te kort. Ook wij hebben bedelaars in de grote steden. Hoeveel armoe steekt er niet achter de gevels in Brussel? En we leven in een veel rijkere maatschappij. Riolering loopt hier op straat. Bij ons ondergronds, maar voor het grootste deel ook nog steeds niet gezuiverd in België. Het is allemaal een beetje beter weggestopt. Hier zie je het open en bloot, en daar verschiet je van. Natuurlijk kun je de noden hier gewoon niet vergelijken met een land als het onze, maar toch vind ik de meeste beelden van een Pakistan als ‘ontwikkelingsland’ ongenuanceerd. Ik kijk uit op de straat en zie levendige, gelukkige mensen, met een grote warmte in hun hart.
Ik weet niet waarom, maar het beeld dat je hier krijgt is voor mij méér waard dan een toeristische bezienswaardigheid. Maar…val nu ook weer niet in een ander cliché: ‘Hiér is er nog menselijke warmte, en bij ons niet.’ Ook dit beeld krijg je vaak. Niet waar voor mij. Wij zijn gewoon anders.
Het grootste probleem hier is de werkloosheid. Mannen hangen, liggen op straat te niksen, of verkopen prullen om toch iets van inkomsten te hebben. Ze kunnen nooit aan een bruidsschat raken om een vrouw te verkrijgen. De meeste zijn dan ook ongehuwd... Je hoort het ook in gesprekken: we hebben geen werk en geen vrouw. Dit is erg. Hoe los je dat op? Ik weet het niet…
Intussen probeert Christine een einde te maken aan het gesprek. Nogal moeilijk. De bioleraar vindt het nog leuker met een vrouw te praten dan met zijn collega, en wil nog de halve nacht doorgaan. We zeggen te willen slapen en hier morgen ook nog te zijn…

14 augustus ’06

Peshawar – Hasanabal – Batgram
We nemen een motorriksja naar het oude centrum van de stad. Het is indrukwekkend. Een man leidt ons rond in een prachtige moskee, met karavanserai. Hij vertelt over de oude zijderoute, en neemt ons mee in enkele kleine steegjes. Een andere man vertelt ons hoe hij muziekinstrumenten bouwt,…In zo’n bazaar kom je steeds weer echt vakmanschap tegen. Het is mooi hoe mensen dit met liefde vertellen, alhoewel ze weten dat je geen fiets of muziekinstrument nodig hebt. Of de moskee, waar we praten met de studenten…
Tot… we in een moskee belanden waar alleen ik binnen mag. Ik wordt belaagd door een student die me vraagt:
- Merk je hier het verschil tussen mensen die de koran strikt naleven zoals wij, en de anderen?
- nee, ik zou het niet weten, maar ik merk wel veel verschil in behandeling tussen de man en de vrouw: mijn vrouw mag hier niet binnen
- dat is om de man niet af te leiden.
- hoezo? Allah schiep toch de vrouw?
- ja, ze mag er zijn, maar ze mag geen begeerte opwekken, daarom moet ze gesluierd zijn.
- Hoezo? Allah schiep toch ook de sexualiteit? Heeft hij het dan niet goed gedaan? Is de mens misschien beter anders gemaakt? Kon hij dat dan niet zo scheppen? Of het veranderen? Kan hij niet alles?

Einde van het gesprek. Ik bespeur grote twijfel in de ogen van de student.
Een tweede is hardnekkiger en gebruikt dezelfde zinnen als de getuigen van Jehovah. Ik geef een klein stukje weer:
- Je bent rijk, maar niet gelukkig. Je hebt geen vrede in je hart.
- Voor jou ben ik rijk, maar niet in België, ik heb vrede in mijn hart, omdat ik in mijn leven mijn roeping kon volgen. Dit is leraar en vader zijn.
- Je leeft maar kort. 60 of 70 jaar. Wat doe je dan, als je voor Allah komt?
- Of misschien morgen, wie zal het zeggen…? Ik lig er niet van wakker. We zien het dan wel. ’t Is nu dat telt!
- Dan zul je wenen, denken aan mij en het je beklagen dat je je niet bekeerde!
- Ik geloof het niet. Wetenschap kan aantonen dat veel denkbeelden van de bijbel en de koran achterhaald zijn.
- Net zoals een moeder haar eigen kinderen liever ziet, ziet Allah liever een moslim.
- Waarom zendt Allah aardbevingen naar hier, en niet bij ons?
- Er zijn niet genoeg échte Moslims
- Dan is Allah niet rechtvaardig, want je soort religie hangt gewoon af van je geboorteplaats…
Het gesprek gaat nog een heel eind door, en eens te meer bedenk ik hoe belangrijk het is in onderwijs mensen te vormen die écht nadenken. Je kunt het verstand via wetenschap of literatuur opentrekken, zodat je niet zomaar alles ‘normaal’ vindt. Plato was toch duizenden jaren eerder met hetzelfde bezig?
Ik kom buiten en zie Christine in een verhitte discussie met een groep mannen. Een man vindt dat ze zelfs op de binnenplaats niet thuishoort maar dìt is haar teveel: ‘Ik loop hier met een sluier op mijn kop, mag al nergens binnen, en het is nog niet goed! Wat denk je wel?? Ik blijf hier zitten, of je het nu leuk vindt of niet!!’ I STAY!!
We vertrekken uit dit broeinest van extremisme. Het Afghaans probleem schiet hier goed wortel: In en rond Peshawar leven 10 miljoen Afghaanse vluchtelingen, die meestal werkloos zijn. Ze zijn een gemakkelijke prooi voor moslimextremisme, als dit de enige vorm van onderwijs is die ze kunnen krijgen. Natuurlijk gaan wij in Europa dan weer stomverbaasd zijn als er een bom ontploft in de metro… Investeren in goed onderwijs is wellicht de beste anti-terreurbestrijding. Interventies zoals in Afghanistan kosten zoveel méér…
Na de middag rijden we Peshawar uit, en dwarsen de Indus. Na een 100 km komen we op de Karakorum Highway. Dit is geen snelweg, maar de enige geasfalteerde weg die dwars door de Himalaya loopt, en het noordelijk deel van Azië ( China, Mongolië, Kirgizië…) verbindt met het zuidelijk deel ( India, Pakistan…) Die twee delen van Azië zijn geologisch gezien twee aparte platen die nog verder tegen mekaar schuiven. De Himalaya wordt dus nog steeds hoger, en het gebied is voortdurend in beweging. Vandaar de regelmatige aardbevingen. Ook daarom was de aanleg ( 1966 – 1978 ) en nu het openhouden van de Karakorum Highway uiterst moeilijk. Het wordt vaak het ‘achtste wereldwonder’ genoemd. De weg volgt het oude tracé van de zijderoute. Toch nam Alexander de Grote een andere Himalaya pas, iets westelijker van hier over de Hindukush.
We rijden tot het donker wordt en kamperen langs de weg. ’s Avonds kan ik niet inslapen omdat er zòveel indrukken op me afkomen, zòveel gesprekken…Je stelt je vragen over je eigen leven. Waarom hebben wij het zo goed?

15 augustus ’06

Batgram – Dasu
Weinig geslapen vannacht. Toch vroeg vertrokken voor de hitte. De weg loopt door een kloofdal, maar we genieten er niet echt van omdat het wegdek zo slecht is. Je passeert voortdurend ‘sleidings’( over de weg kruipend puin ) waar je over moet. Ons karretje ziet nog meer af dan op de wegenwerken. We halen 20 km/h, Alles wordt door mekaar geschud en het stof kruipt tot in de kleinste kieren. Zal onze auto dit wel uithouden???
We passeren veel tentenkampen. De aardbeving ( 1 jaar geleden ) is hier nog niet vergeten. De hulporganisaties zijn hier aanwezig. Vlaggen en uithangborden maken duidelijk welke strekking. Intussen zie ik de dorpen vol jonge mannen zitten. Werkloos. Hoe kan dit nu? Huizen worden hier opgetrokken uit bouwmaterialen van de streek, er is massale werkkracht aanwezig, allerlei hulporganisaties toeren hier rond. Waarom leven een jaar later nog duizenden mensen in tenten? Wat doen die organisaties hier eigenlijk?
Als je in een dorp komt word je niet gerust gelaten. Kinderen komen geld vragen. Men is hier gewoon toeristen te ‘plukken’. Natuurlijk voel je je hier een vuile rijke stinker, die hier een beetje met je fietsje wil komen rijden…
Ook het contact met andere ‘wereldreizigers’is vaak stom: Ben je daar geweest? Die top? Die hoogte? Dit land? Nog stommer vind ik het om een reden voor je reis te zoeken. Een kerel uit Bahrein reist de wereld rond ‘voor de vrede’. Hoezo???
Ik voel me even stom. Wat doen we hier eigenlijk??
Er stopt een auto. Heb je balpennen voor ons? We hebben er inderdaad meegenomen, om iets te kunnen geven als je dat gevraagd wordt, want wat moet je doen? Geld geven? Dan komt zo’n kind met méér geld thuis dan zijn vader verdient op een ganse dag. Blijkbaar neemt iederéén dus balpennen mee, ( ze liggen hier massaal te koop!) dus zijn wij een mogelijke leveraar. Meenemen dus.
Bij elke aankoop wordt je er ook opgelegd. Natuurlijk betalen we voor alles méér dan de mensen hier. Ik vind dit normaal, maar trop is teveel!
Zo hotsen en botsen we verder, en bedenken dat de Indusvallei misschien hoger is dan Alpen en Pyrenneeên, maar zeker niet mooier. Wel integendeel.
We rijden een lange dag tot het schemerdonker wordt en slapen in een te warme auto langs de weg…

16 augustus ’06

Dasu – Gilgit
Ik word vandaag 51. Ik heb slecht geslapen en de sfeer is onder het vriespunt. Wat doen we hier eigenlijk?
Ik haal uit de ‘surprise-box’ van de kinderen het pakje ’16 aug’. Eerst een kaart. Beste wensen van… Ga op je laptop naar de map OLVA>Wet werk>Toetsen. Daar vind je een verrassing. We starten op, en inderdaad. Een videofragment.
Onze 4 kinderen brullen uit alle macht ‘happy birthday to you’ en ‘lang zal hij leven’. Ik barst in snikken uit. Ik wìl niet hier zijn, maar thuis. Bij vrienden en familie, om mijn verjaardag te vieren. Ik voel me intriest hier op deze rotweg.
Na een karig ontbijt starten we zonder veel zin. Ik erger me aan iedere put. Dit is dus voortdurend. Het is bloedheet. Ik kan geen Pakistaan meer zien. Als je stopt komen ze precies uit de grond. Na enkele uren zetten we ons aan de kant. Zo kan het niet meer verder. Chrisine is veel weerbaarder in zo’n situaties, maar mijn rothumeur werkt natuurlijk ook op haar. Wat doen we? Keren we terug? Gaan we naar huis? We hebben de keuze.
We overschouwen de zaken. We reizen nu 1,5 maand, en hebben weinig rust genomen. Hitte, drukte, en allerlei gevaren wegen op je. We zijn nog nooit zo lang van huis weggeweest. We verlangen naar de kinderen, familie, vrienden…We wisten dat dit zo zou zijn. We hebben ook echt ‘basic’ gereisd. Als mijn ma zou zien waar we allemaal geslapen hebben, dan denk ik dat ze vannacht niet zou slapen. Je moet eerlijk zijn. Het kasjot in België is properder en confortabeler.
We besluiten verder te reizen, en die bladzijde om te draaien. Ik zal me niet meer ergerenaan alles en iedereen. Zo’n ingestelltenis moet je verdrijven! Wanneer zijn we in Gilgit? Insh’ Allah… Maar als we er zijn bellen we onze kinderen op voor mijn verjaardag, en nemen we een kamer om enkele dagen op adem te komen.
We starten opnieuw en nemen een autostopper mee. Een stokoude Pakistaan. Een echt lieve man. Met gebaren geeft hij uitleg over de weg. Ja, we weten dat de weg 3 dagen afgesloten was door aardverschuivingen. Er is nu een kleine wegel vrij. Hoe kun je je nu gaan ergeren als je ziet welke inspanningen men hier moet doen om de weg open te houden. Boven ons hoofd bengelen keien en rotsblokken die kunnen naar beneden komen. Bij de volgende regen? Insh’ Allah…
We hotsebotsen verder. De man heeft barstende koppijn. We geven wat te eten en te drinken. Kinderen jaagt hij weg. Hij heeft er geen begrip voor.( Als toerist is het makkelijk iedereen wat toe te stoppen. Dan ben je er vanaf, en je geweten is gesust. Financieel betekent het voor jou niets. Maar je bewijst er deze kinderen geen dienst mee…) Wat een wijsheid en zachtheid komt uit die lieve ogen…We krijgen een warme handdruk als hij ons verlaat. Zijn kwetsbare blik blijft met ons meereizen.
We komen vroeger in Gilgit dan we dachten, omdat stukken van de weg toch beter zijn. Het bellen is geen groot succes. Koenraad zit in zijn trein en verstaat niets. Toch doet het deugd vandaag zijn stem te horen. Er is niemand thuis. Roeland en Elke zijn in Kreta. Goedele onbereikbaar. Nele horen we kort. Ze wenst me een gelukkige verjaardag.Wat doet dàt deugd!
Heel wat mails voor mijn verjaardag van de familie. Het ontroert me en doet heel veel deugd. Ook collega’s schreven. Ik ben er heel dankbaar voor.
We vinden een mooie hotelkamer.Wat beter dan normaal, maar wees gerust, ook nog tussen de Pakistanen en erg schappelijk. ( 5€/nacht voor ons twee ) Onze auto staat hier op de binnenplaats en mag hier blijven tot we terugkomen van China. In de prijs inbegrepen. We blijven hier enkele dagen om op kracht te komen. Er is een binnentuintje waar we eens op ons gemak kunnen zitten om de foto’s te klasseren, verslag te schrijven, en onze fietstocht naar Kasjgar (China ) voor te bereiden. De fietsen zijn ook in een erbarmelijke staat. Alle kabels zitten geblokkeerd door het stof. We nemen rustig de tijd om alles in orde te zetten en de rest van het verslag door te zenden, want in de volgende 3 weken ( tot we hier terug zijn in Gilgit ) moet je geen( of toch heel weinig ) nieuws van ons verwachten…

zondag, augustus 13, 2006

5 augustus 06

Isfahan – Yatz
We maken nog een ochtendwandeling in het prachtige Isfahan, langs de rivier. Hier is iedere brug een Islamitisch kunstwerk. Het stromend water doet sprookjesachtig aan. Wat zouden we graag een duik nemen in het frisse water, want het is hier al boven de 40°C! Maar ja, we moeten ons houden aan de plaatselijke cultuur…
We zijn heel wat later in Yatz dan gepland, en houden de stadswandelijng voor morgen.

6 augustus ’06

Yatz – Kerman
Yatz is een mooi woestijnstadje. Het ligt tussen twee woestijnen , die elk groter zijn dan Frankrijk. Omdat je in de woestijn niet kunt overleven loopt de zijderoute langs hier. Ook het leger van Alexander de Grote passeerde hier. En nu wij. Het is voor het moment de enige route naar India en China. Tussen de okerkleurige huizen zijn de straten een echt labyrinth. We verdolen steeds! Van de moskeeën kan Christine niet genoeg krijgen, maar ik heb het gehad. Het is te warm.
Na de middag rijden we door tot Kerman. Het is hier een echte verkeerschaos, en we kunnen geen enkel bord in het Engels vinden. Bovendien hebben we geen Rials meer, en moeten we nog een wisselkantoor vinden. Het is al donker als we de stad door zijn, er is wat wind, waardoor het koeler is, en daardoor besluiten we een plaats te zoeken om wild te kamperen. We vinden na wat zoeken een rustige plaats achter een muur van een fabrieksterrein. We verwennen eens onszelf, door pureeaardappelen uit onze schaarse voorraad van thuis op te diepen. We bakken er eieren met tomaten bij, met meloen als groente. Heerlijk!
Het is donker en we zitten hier heel afgelegen. Ik zet me te eten in mijn zwembroek, en voel de wind op mijn huid. Het is een heerlijk gevoel, na 14 dagen hitte. Het is hier verboden, maar ik knipoog eens naar Khomeini in de hemel, en zie dat hij van zijn god helemààl geen kleren naar daar mocht meenemen…

7 augustus ’06

Kerman – Pakistaanse grens
We zijn vroeg weg vandaag, omdat we een lange rit van 450 km voor de boeg hebben , en ook nog de grensformaliteiten willen doorlopen, om morgen in Quetta te raken. De rit naar Quetta loopt dwars door de woestijn, en is niet zonder gevaar. Op de website van buitenlandse zaken zijn tegen indicaties. We moeten dus uiterst voorzichtig zijn.
Intussen is de rit van vandaag weer een feest voor het oog. De woestijnsteppe voor Bam (is een oase met duizenden dadelbomen) is nu veranderd in woestijn.Wellicht denk je: dat is al zand. Maar dat is niet zo. Woestijn zie je in de meest verschillende kleuren. Van zwart, grijs tot geel en oker. Bovendien ben je steeds weer verrast door bergen, vlaktes, en droge rivierbeddingen die precies scheuren in het terrein maken. Het geheel wordt opgesmukt door zwerfstenen , gebeeldhouwd door winderosie… We kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Je wilt alles zoveel mogelijk in je opnemen.
We bedenken vandaag dat we een goede keuze gemaakt hebben over land te reizen, omdat je anders al dat moois niet ziet. In je hoofd kan het ook makkelijker een geheel vormen, omdat je het van thuis aan mekaar kunt breien.
Wanneer we Zahedan binnenrijden, zien we precies een andere wereld: mannen die er veel donkerder uitzien, in typische witte kledij: een soort brede, loszittende broek met brede tuniek erover.Hun trekken hebben ook niets Arabisch meer, maar zijn veel meer Indisch-Pakistaans.
We zoeken méér dan een uur naar diesel, en reden daar wellicht nog rond, tot een man er ons naartoe brengt. Hij werkt voor die firma, en we mògen de tankbeurt niet betalen…:’You are my guest!’
Na heel wat gepruts ( we kunnen genenkel bord lezen) raken we weer op de weg. Nog 100 km naar de grens. We arriveren voor een groot ijzeren hekken, rond 16.30h: de grenszone. Het hekken draait open. Eerst het carnet de passage voor de wagen. De man bekijkt het papier eens en zegt: Ik houd het tot morgen, want je bent te laat. De Pakistaanse kant is al gesloten, en morgen is het voor ons een feestdag. We openen dus maar om 9 uur.
Hier staan we dan, in niemandsland tussen de Pakistaanse vrachtwagen chauffeurs. We drinken thee, ze beweren dat hun land het boeiendste van de wereld is. Dat belooft…
We zijn aan het einde van de reis in Iran gekomen. We hebben ons in dit land helemaal vrij gevoeld: je kunt gaan en staan waar je wilt. We werden steeds vriendelijk en correct behandeld door de overheid . Iran is beter af dan zijn buurlanden: Afghanistan en Irak, de twee langste grenzen zijn een chaos. Oost Turkije en Pakistan lopen in ontwikkeling een eind achter. Olie-inkomsten zijn daar wellicht niet vreemd aan, maar toch moet je zeggen dat de middelen gebruikt worden om het land te ontwikkelen. Iran is een modern land met een uitstekend wegennet, internet op adsl-lijnen, electronica…
Ik heb de indruk dat de mensen hier relatief tevreden zijn. Toch vertelde een collega leraar wetenschappen me dat hij te weinig verdiende om rond te komen. Terwijl hij dit zei keek hij achterdochtig rond zich, of niemand de kritiek kon horen. Ook liever niet samen met hem vertrekken! Vrijheid hier is dus wellicht bijlange niet wat wij gewoon zijn…Om dan maar niet te spreken over de positie van de vrouw.
Naast heel wat kunststeden zijn de landschappen hier om ter mooist, maar in de zomer… ook om ter heetst. Benieuwd hoe het er hier zal uitzien in het voorjaar.
Het contact met de mensen was ook heel aangenaam. Helemaal anders dan in Turkije. Een Turk benadert je vanuit zijn gevoel. Hij kan niet met je praten, maar nodigt je uit voor de thee. Woorden zijn niet nodig, de diepe hartelijkheid doet alles. In Iran kennen veel meer mensen Engels. Ze benaderen je met een gesprek, meer vanuit hun verstand. Over politiek, wat je denkt over hun land, Europa,…
In beide landen verwacht men veel van Europa. Het democratisch samenwerken van de Europese landen wordt bewonderd. Er is de hoop op een sterker Europa als tegengewicht voor de VS, zodat hun land eerlijker behandeld wordt.
Het is nu acht uur, en al twee uur aardedonker. Terwijl ik dit verslag schrijf kijken de Pakistaanse chauffeurs over mijn schouder mee.
Pakistan here we come…!

8 augustus ’06

Pakistaanse grens – Nushki
Pas na negen uur kunnen de grensformaliteiten aan de Iraanse kant beginnen. Alles verloopt correct, maar omdat je zòveel verschillende kantoortjes moet passeren en papieren invullen, duurt het wel twee uur. Dan, eindelijk… We rijden het definitieve hekken door: ‘welcome to Pakistan’.
De Pakistaanse grenszone ziet er nogal chaotisch uit: een grote zandvlakte met gebouwen, zinderend in de hitte. De prachtig versierde typisch Pakistaanse vrachtwagens staan hier met honderden. Toch is er veel minder volk dan bij de vorige grensovergangen. De afstand naar de ‘bewoonde’ wereld in Quetta is dan ook 600 km !
Alle grensformaliteiten worden vlot en correct afgehandeld. De ambtenaren zijn supervriendelijk en behulpzaam. Onze verzekering telt hier niet meer, maar het blijkt niet mogelijk hier een nieuwe voor Pakistan af te sluiten. In een uurtje is alles in orde. Omdat we ons uurwerk 1,5 uur moeten doordraaien is het wel direct 12.30h. Een verschil van 3 uur met thuis.( We zijn hier op 65° OL, dus in zonne-urenis dit al 4 uur) Dus wellicht te laat om nog in Quetta te raken?
Op de zijkant van de zandvlakte zien we een asfaltweggetje vertrekken. Ja, dit is de weg naar Pakistan. Ik rijd op, maar daar zie ik een truck recht op me afkomen! Oh ja, ’t is ook nog waar. Je moet hier links rijden.
De eerste 100 km is nogal oneffen, maar toch behoorlijke asfaltweg. Je kunt met twee passeren, en een 80 km/h halen. Eénmaal moeten we de weg verlaten, en in een doolhof van aardewegels onze weg vinden. Maar, het geluk is met ons: we kunnen net een auto volgen die de weg hier op zijn duimpje kent!
De volgende 200 km is een prachtige tweevaksweg. Te rijden als thuis. Ik placeer me aan 120 km/h, en mag enkel niet vergeten links te rijden.
Na die 200 km is het andere koek. De weg wordt zò smal dat je er met moeite zelf kunt op rijden. Voor iedere tegenligger moet je beiden half van de weg, indien de wegberm dit een beetje toelaat. Bovendien zijn er grote putten heel onverwacht in het wegdek. Maar nog het meest vervelend zijn de zandophopingen waar je dreigt in vast te raken. Plots komt een zandhoos in onze richting! Ik rem af, en zie meneer met grote kracht de weg over steken! Oef, als je daar zou inzitten…Dan maar liever een kudde kamelen op de weg. Ze vinden het asfalt best aangenaam.
Onze gemiddelde snelheid is dus niet hoog meer want we rijden uiterst voorzichtig. Er zijn ook tientallen check-points. De provincie Balluchistan is een wild gebied tegen de Afghaanse grens. Over de bergen aan onze linker kant ligt Afhanistan.. Drugsmokkel uit die bergen en benzinesmokkel uit Iran is hier de favoriete bezigheid. Je merkt ook dat het leven hard is. De schrale woestijngrond kan de bevolking niet voldoende voeden. Velen leven een nomadenleven, in snel opgetrokken strohutten. Als je de dorpen passeert zien de mensen er heel vriendelijk uit. Ze zwaaien uit allle macht. Toch worden we meerdere malen aangemaand hier niet te stoppen door de politie.
Nog 120 km naar Quetta, en het is nu donker. De weg is niet meer te doen. Je ziet de putten niet meer, mensen steken onverwacht over, karren en fietsers zonder licht… Gewoon levensgevaarlijk. Bovendien zie ik dat we al een tijd gevolgd worden. Niet helemaal op mijn gemak wacht ik tot in het volgende dorp om aan de kant te gaan, en de auto te laten passeren Ik stop en… hij stopt ook!
Plots brandt het zwaailicht. Het is politie. Wat nu? Ik stap uit en ga er naartoe.
- It’s unsafe here in the darkness!
- how much hours to Quetta?
- at least two hours,, but there is a strike of the truckers. The road is blocked.
- Is there a hotel here?
- no, you have to sleep in the police office! Otherwise we can’t guarantee your
security!
Wij dus in het donker met politiebegeleiding naar het commissariaat.Auto binnenrijden, en bang de poort toe. Vier gevangenen kijken ons met holle ogen aan uit de plaatselijke cel. We worden een kamer toegewezen naast de cel. Het is er 45°. Er hangt een schroef aan het plafond, maar er is geen stroom. Enkel na 22h, en maar voor vier uur.
Maar ook daarna houden muggen en de ondraaglijke hitte ons wakker. Om het half uur douchen helpt…

9 augustus ’06

Nushki – Quetta
We rijden nog 3uur naar Quetta. De weg is wel iets breder maar bochtig, omdat je verschillende bergpassen over moet. Het landschap is adembenemend.
Wanneer we stoppen om te ontbijten, praten we met een leraar Engels. We bieden hem een tas koffie aan, maar hij heeft de kans niet hem uit te drinken. De politie gebiedt ons rust te nemen voor het politiebureau, 15 km verder: security!
Het binenrijden van Quetta is chaotisch. Niet te beschrijven! Alles op straat draait hier door mekaar: Riksja’s, bussen, trucks, voetgangers, fietsers, auto’s…
ezels met kar, … De straat is ook één grote verkoopplaats. Karren met fruit, versnaperingen, boeken,.. Veel ‘weggebruikers’ staan ook dubbel geparkeerd. Kortom: Teheran was een kleine oefening. Soms weet je hier niet of er links of rechts gereden wordt. Waar er plaats is stoot je maar door.Al toeterend. Dit moet ik écht nog leren. Knipperlichten zijn versiering. Je toetert constant. Niet dat het effect heeft, want iedereen toetert of roept constant. Er hangt een walm van blauw-zwarte rook boven de straat. We zijn moe vandaag, na 3 korte nachten en nemen een hotel om wat te bekomen vandaag. Ook hier niet duur. (7€)

10 augustus ’06

Quetta
Vandaag gaan we de stad even verkennen. Wat chaotisch overkwam met de auto, is het zeker te voet. Je komt maar traag vooruit in al die drukte. Want zover er een voetpad is staat het afgeladen vol. Verkopers laten je niet gerust. Maar ook bedelaars liggen gewoon langs de straat. Tussen het voetpad en de straat stroomt een open, stinkende riolering. Het vuil ligt in hopen langs de straat, waar een walm hangt. We worden enkele keren aangesproken, maar het wordt geen echt gesprek:
- Weet je wel dat we hier Urdu praten?
- Waarom praat je dat dan niet?
- Weet je dat Quetta de hoofdstad is van Baluchistan?
Het ruikt zo’n beetje naar nationalisme, en de kennis van het Engels is niet vlot genoeg om door te praten. Je merkt dat het Engels hier veel minder gekend is dan in Iran. Toch zijn er veel meer opschriften in het Engels, waardoor het makkelijker voor ons is onze draai te vinden. We horen dat je voor goed onderwijs hier een privéschool moet kunnen betalen…
Vrouwen zie je hier niet. Waar ze zijn weet ik niet. Ook in de dorpen in Baluchistan zag je enkel mannen…Wel zagen enkele vrouwen in de verte op het veld , maar de straat, da’s voor de mannen.

We lopen nu door de bazaar. Ik weet niet hoe de vrouwen er uitzien, maar de mannen zien er springlevend uit. Het is me een raadsel hoe ze hun witte tuniek zo witter dan wit kunnen houden, in zo’n vuile omgeving. ( Wellicht is hun vrouw hun vuile tuniek thuis aan het wassen??? ) Hun ogen schieten vuur. Er is hier veel miserie, en toch… blaken de mensen van levenslust. Zelfs de bedelaar schreeuwt op een manier dat hij het nog jaren kan uithouden, en je nog zou achterna lopen ook met zijn kreupele voet. Het overweldigt en vermoeit…Toch krijg je er geen slecht gevoel bij. Hier wordt gelééfd!
Turkije en zeker Iran kun je laten aansluiten bij onze wereld. Alles is er nog min of meer geordend. Hier zijn we in een andere wereld terechtgekomen…: het hart van Azië.
We gaan ons licht opsteken bij de toeristische dienst om onze weg voor morgen te bepalen. Over Zhob is de route verboden, omdat dit gebied is van de Pathanen. Dit gebied loopt door tot in Afghanistan. De Pathanen laten niet met zich sollen. Wanneer de politie er arriveert kunnen ze een kogel voor hun voeten krijgen. We blijven er dus beter weg.
Hier raden ze ons aan over Sukkur te rijden, omdat er een brug weggespoeld is op de 400 km kortere weg. Als ik de route hervraag toont de man op de kaart nog 2 maal een andere route. Bizar.


11 augustus ’06

Quetta – Nisai – Loralai – Kingri
We staan om 6 uur op, om toch al een stuk te rijden voor de grote hitte. We komen een ‘gewonde’ Pakistaan tegen, die hier ook een kamer huurt: Hij sneed in zijn vinger. Of we verband hebben. We kijken naar mekaar en zien hetzelfde: Het is de Pakistaanse uitgave van Guido Gielen. Dezelfde manier van doen. Hij is ook chef van…
Natuurlijk verbindt Christine met veel zorg de kleine wonde op zijn vinger. Hij kent ook goed de weg. Nee, wat denken we wel! 400 km omrijden voor die brug? ‘I know for sure there is an alternative route, it’s no problem!’
We veranderen dus onze plannen.
Het eerste deel van de route is zeer goed. Na Muslimabagh wordt de route van zeer matige kwaliteit, maar ja, we sparen wel efkens 400 km. Rustig rijden dus, de dorpen zijn prachtig. Dezelfde chaos, als in Quetta. Wanneer we stoppen vliegt een bende volk naar onze auto. Precies een zwerm bijen die eraan plakt. Wel wennen voor ons! Waar je ook stopt, nòòit ben je alleen. Mensen stormen op je af. Wat een belevenis in een dorp waar zo weinig gebeurt.
Ik raak er een beetje overprikkeld van. We stoppen om fruit te kopen. Ik vraag eerst de prijs. Als ik in gedachten optel betaal ik het dubbele. Ik laat het maar, want het is nog geen €, maar je hebt er een slecht gevoel bij. Met de man van dit fruitkraam heb ik het volgende gesprek:
-Sir, what’s your religion?
-(Doordat hij me bedriegt hou ik me niet in!) I have no religion!
-are you a communist?
-no, communisme is a religion too.
-(glimlacht meewarig naar me) Tell me, who created your body?
-my father and my mother, in Belgium.
-You don’t believe in God?
-I don’t believe in the Gods of religions
-(onthutst) Who created the world?
-sience can explain this better than religion.
-I don’t believe you. Everyone knows that God created the world!
Ik lach en vertrek. Nu barst het gesprek los in de meute volk. Intussen staat een andere bende rond Christine, aan de auto. Als we vertrekken zwaait iedereen ons na, precies alsof we mekaar al jaren kenden…
Na Loralai komen we in honderden kilometers wegenwerken terecht. De weg is gewoon weg, en we rijden op zand-en grindwegels ernaast. Bij iedere rivier moeten we door de bedding. Ik rijd heel voorzichtig, want onze auto is hier niet voor gemaakt. We halen nog geen 20 km/h, en dit voor 6 uur. We komen ook die rivier tegen. De brug is niet weggespoeld, men zet een nieuwe, op de nieuwe weg. We moeten hier door de rivier! Ik zou die Pakistaanse Guido nu toch echt wel héél zijn vinger kunnen afsnijden als hij hier was.
We zien een minibus(hier Van genoemd, en kleiner dan onze auto, want het dak zit ook vol) met een aanloop de rivier ingaan. Hij raakt vast, en zakt dieper. De inhoud( wel 30 man) duwt hem eruit. Het water stroomt binnen. Ik riskeer dit niet, en met een bang hart betaal ik 100 rupies aan een boer om me met de tractor erdoor te trekken, want als de voorwielen niet moeten trekken zakken we zeker minder in de bodem. Misschien blijft het water dan uit de auto.
De man weet goed waar hij moet rijden, en ik laat me mooi, zonder weerstand meetrekken. ‘Inshallah’ zegen ze hier…
Het water komt net onder de bodem. Oef. Ook weer zonder kleerscheuren gepasseerd. We nemen 2 autostoppers mee, die ons vertellen dat de wegenwerken nog 30 km duren…Het worden er 40.
We stranden dus langs de weg vandaag koken wat aardappelen en een doosje vis uit Bulgarije, en slapen in de nogal hete auto. Ik verlies er wat mijn humeur bij. Maar… velen zijn er in dit land vanavond slechter aan toe…!

12 augustus ’06

D G Kahn – D I Kahn – Kohat – Peshawar
Tot aan het Sulaiman-gebergte volgt nu een goede weg. Wanneer het gebergte voor ons opdoemt verschieten we van de hoogte! Eerst denken we dat het wolken zijn. We beginnen aan de opklim. Valt nogal mee, en is prachtig. We komen in een reusachtig cañon terecht. Men is hier bezig met de weg te verbreden. Regelmatig staan we stil, omdat er puin geruimd wordt. We praten met de mensen. Hoe ver is het naar DG Kahn?
‘1,5 h, insch allah!’ Ja, we hebben Allah nodig. Soms passeren we hier via kleine zandwegels rakelings afgronden waar ik niet durf in te kijken… Trucks kruisen, minibussen stormen voorbij. Als Guido hier nu was had hij géén vingers meer!
Toch is de weg prachtig. Ik leer door naar dìe mensen te kijken… geduld te hebben…
De rust die van deze mensen uitgaat zijn wij voor een stuk kwijt. We zijn zò gewoon alles te kunnen plannen.
Ik kijk naar een groep mannen die grote steenbrokken met voorhamers kapotslaan in de hitte. Waarom zouden wìj geen geduld hebben?
Ik vind dit geen troosteloos beeld. Er gebeurt iets in dit land. Al is het met een hamer, mensen werken aan de opbouw van hun land. Het gaat vooruit. Binnen enkele jaren ligt hier een prachtige weg. De huidige generatie zal zich de vuile wegel herinneren, en tot in lengte van dagen blij zijn met de weg. Voor de volgende generatie is het normaal, misschien ergeren ze zich dan ook wel aan een putje of zo, zoals bij ons?
We arriveren nu in de provincie Punjab. We moeten wachten op de grens aan het politiekantoor. Zonder begeleiding mogen we niet verder. For your own security!
We komen nu in de Indusvallei. Wat een verademing. Alles is hier groen, want het is moessonseizoen. Ristvelden, boomgaarden en andere gewassen volgen mekaar op. Ook de politiebegeleiding volgt mekaar op. Wanneer we stoppen om drinken te kopen gaan ze mee. We mogen met moeite met de mensen praten. Waarom weet ik niet, maar het is behoorlijk vervelend.
Plots zien we de lucht helemaal geel worden! Wat is dat? Precies een rookwolk.
Het blijkt een zandwolk te zijn. We zitten in het midden van een tropische zandstorm. Het stof komt door deuren en vensters! En wat een rukwinden. We staan precies op de zeedijk in Oostende!
Gelukkig gaat ook dit weer over. Maar de politiebegeleiding niet. Tot Pechawar, in onze kamer…
Het is laat, maar… in enkele dagen tijd zijn we gaan houden van dit land. Vooral van zijn mensen. We slapen niet in een goed hotel, maar tussen de Pakistanen. Naar Europese normen is het vuil en primitief. Geen douche. Je staat in een emmer, en giet bakken water over je hoofd. So what? Reuzeleuk.
We eten nog wat op straat. De man bakt kalkoen met groenten, met brood. Hij praat liefst met Christine. Hij heeft 4 winkels maar geen vrouw.Het is nog warm en de maan lacht naar ons. Dezelfde maan als bij ons. Wat een verschillende wereld, en toch zo dicht bij ons…
Morgen proberen we hier op internet te gaan om het verslag door te sturen. Voor wie het leest: indien je reageert op onze website, kunnen we je niet terug antwoorden. Schrijf dus liever op ons emailadres: johanenchristine@gmail.com

vrijdag, augustus 04, 2006

25 juli ’06

Van-Dogubeyazit-Ararat
We staan met de deur van de auto in de hand om naar Iran te vertrekken, maar plots komen we de man van de Ararat-expeditie tegen. We vonden de tocht van 4 dagen veel te duur! Eerst 300€/pers, daarna, na wat onderhandelen samen voor 350€. We vonden dit nog te veel op ons reisbudget, en hadden al besloten de tocht niet te doen. Nu krijgen we een nog lagere prijs: 100€/pers. Dit lijkt ons een eerlijk loon om ons 4 dagen in groep de berg op te gidsen, paarden om de bagage te dragen, voedsel en klimijzers inbegrepen. In een handomdraai veranderen we dus onze plannen, en rijden terug naar ‘camping Murat’, want we hebben nog werk: onze volledige trekkersuitrusting moet nog uit de buik van de auto gehaald worden en in onze rugzakken verdwijnen. Het is donker als alles in orde is. Ik droom van de kinderen. Op de computer zagen we eerder op de avond via een webcam Roeland en Goedele in onze bloedeigen keuken zitten! We telefoneerden ook en konden pa sinds lange tijd heel helder horen.

26 juli ’06

Ararat
Ik kom voor het eerst wakker met heimwee naar huis. We zijn nog maar een maand weg!
Veel tijd om na te denken is er niet. We pakken de rest van onze warme kleren in, en nemen plaats in de truck die ons de flank van de Ararat op voert. Het landschap is zeer ruw: precies allemaal slierten gestolde lava met hier en daar een kleine weide tussen.Na een uur hevig klimmen zien we de paarden staan. We zitten al boven de 2000m, en wachten hier tot de andere trucks toekomen. We vormen een groep van 28 personen, een grote bende met al die paarden en begeleiders erbij!
We klimmen verder naar boven en passeren hier en daar nomadendorpen, die ons wat handwerk proberen te verkopen. Ik drink een glas ayran(=een soort yoghurt)omdat het reeds 12.30h is, en we nog geen eten gezien hebben. Er was nochtans een ontbijt beloofd!
We klimmen de eerste dag tot op 3200m. De groep rond ons bestaat vooral uit Slovenen, die een all-in reis boekten van thuis. We hebben er niet veel contact mee. We leren wel een Nederlands koppel kennen: Allart en Monique. Ze zij begin de dertig en hebben reeds over de ganse wereld gereisd. Ook een Grieks koppel leren we goed kennen: Vaso en Vangelis. Naast de Slovenen vormen we zo een beetje ons eigen groepje van 6.

27 juli ’06

Als we ’s morgens de tent opentrekken is het zicht op de Ararat al adembenemend. Je ziet de eerste gletsjers al dichtbij.
We ontbijten samen met een Iraans koppel, die op eigen tempo de berg willen beklimmen. Ze zijn erg sportief: bergbeklimmen is hun hobby, en ze fietsen elke dag 3 uur, in Tabriz, waar ze wonen. We kijken al verwonderd. Is Iran niet het land waar een vrouw niets mag, laat staan fietsen?
We ontbijten op ’t gemak, breken de boel op, en gaan dan naar onze normen eerder traag naar boven. We vinden het een fluitje van een cent, vooral omdat we veel minder bagage te dragen hebben dan pakweg in de pyrenneeën.
We stoppen in het tweede basecamp op 4200m, een hoogte waar we beiden nog nooit op vertoefden. We zij hier kort na de middag reeds, maar het is nodig nu te stoppen, om gewoon te worden aan de hoogte. Ik kan het bijna niet geloven,en zou eigenlijk verder willen. Maar toch steekt bij mij wat koppijn op, die tegen de avond overgaat in schele hoofdpijn. Wat het morgen wordt, weet ik niet… Ik krijg enkele pijnstillers van Allart, en kruip om 19h in bed. Christine voelt zich kiplekker.

28 juli ’06

Om één uur ’s nachts worden we gewekt. We moeten heel vroeg vertrekken om de top te halen, op 5137m. Ik heb nog steeds barstende koppijn van de hoogte. Vangelis ziet er ook belabberd uit, en Vaso besluit niet mee te gaan naar de top. Christine, Allart en Monique voelen zich kiplekker.
Het ontbijt wil er bij mij niet in, het is dus vertrekken op een lege maag. Het valt zwaar, op te klimmen in het donker met een lampje op je voorhoofd, barstend van de migraine. Het terrein is ook moeilijk: losligggende lavastenen,waar je voortdurend over struikelt. Het pad slingert zich ook zeer steil naar omhoog. Ik voel me zò .
belabberd, dat ik denk de top niet te halen. Iedere vezel in mijn lijf zegt me: stop ermee! Allart is reisleider van beroep, en ontfermt zich over Vangelis en mij als een echte reisgids met gezag. Hij geeft het juiste tempo aan, en ook de morele steun om verder te doen. Christine is zoals steeds in zo’n extreme omstandigheden de sterkste van ons tweeën. Ze heeft altijd een onverwoestbare fysiek gehad. Indien ze nu niet naast me liep keerde ik zo terug naar beneden…
Op een bepaald moment duizelt het zo voor mijn ogen van de ijle lucht, dat ik uitgeput neerval. Allart zegt tegen me: je moet het aanvaarden, dit is je grens vandaag. Je kunt niet meer verder…
Eén van de Turkse gidsen komt bij me, en duwt enkele me enkele koekjes tussen de lippen. Ik ben zò uitgeput dat ik ze met moeite kan binnenslikken. Ik drink ook wat water, en voel een klein beetje kracht terugkomen. Ik kan Christine overtuigen zonder me verder naar boven te gaan. De gids gaat terug, met me…
Ik sta recht, richting beneden, voel dat het toch wat beter is, en draai 180°. Ik mòet de top halen!
We zitten nu reeds op 5000m. Je ziet de schaduw van de Ararat op het omliggende landschap, door de opkomende zon. Je ziet ook de boog van de dampkring onder je, net als in een vliegtuig…
We komen nu op de eeuwige sneeuw, en moeten onze klimijzers aandoen. Wat zal dat worden? Het is ook bitter koud. De kleren die we gebruiken in de Pyrenneeën zijn hier absoluut onvoldoende. Mijn vingers vervriezen door mijn handschoenen heen. Het stappen op de gletsjer met klimijzers is gemakkelijker dan stappen in die losliggende stenen, wat me weer wat aan kracht doet winnen. En plots: daar ligt hij: de top! We omhelzen mekaar van vreugde. We staan op 5137m, op de top van de Ararat. Ik moet bijna wenen van emotie.Is het van de inspanning of van de ijle lucht die je een beetje dronken maakt?
De omgeving is onbeschrijflijk. De opkomende zon zet alles in een rode gloed. Je kunt uitkijken tot in Iran en Armenië. Rond je zie je nog vele vulkaankraters liggen.
We kunnen niet langer dan een kwartier boven blijven, omwille van de koude en de ijle lucht. Vooral de koude gaat door merg en been.
Nu nog de lange afdaling, naar basecamp 2. We gaan op traag tempo naar beneden, maar ook dit is erg lastig. Heel mijn binnenwerk is overstuur, zodat ik langs de weg nog moet overgeven, maar tegen de middag arriveren we weer op 4200m. Nu moeten we onze tent nog afbreken, om af te dalen naar basecamp 1, op 3200m. Ik denk het niet te halen, maar langzaam zien we het kamp dichter komen. We zetten de tent op, en nu kan rust komen. We vallen beiden in slaap tot het avondeten.
Deze tocht is voor ons een les geweest. Je mag het niet vergelijken met een zware dagtocht, zelfs geladen met bagage, in de Pyrenneeën. Je moet rekening houden met de hoogte! Op onze volgende tocht( met de fiets de Karakorum over naar China ) moeten we de Kunjerab-pas die op 4733m ligt, over. We zijn dus verwittigd!

29 juli ’06

Vandaag volgt een makkelijke terugtocht. We zijn beiden na een lange nacht goed gerecupereerd, en genieten van het landschap: ruw terrein, bezaaid met lavastenen. Koerdische herders met kudden schapen. En dan de paarden en ezels. De Koerdische mannen zingen met hoge stem hun typische liederen, die weergalmen naar mekaar in het gebergte.Ik kan geloven-zoals de gids gisteren vertelde- dat dit gebied wemelt van de Koerdische verzetsstrijders, onbereikbaar voor het Turkse leger.
Tegen de middag zijn we terug aan de auto. Voldoende tijd om al het materiaal weer in orde te brengen en te drogen, want het is hier nu aan het regenen. Als het wat optrekt zie je dat er veel verse sneeuw gevallen is. Vandaag zou de top wellicht niet mogelijk geweest zijn.
Het is ook onze laatste dag Turkije. We bleven hier veertien dagen langer dan gepland. We raken hier niet weg omdat dit zo’n mooi land is. We hebben nog geen tiende van al dat moois gezien. De mensen zijn onvoorstelbaar vriendelijk en gastvrij. Turkije is in de wereld ook een uniek experiment: het is het enige islamland met een volledige scheiding tussen ‘kerk’ en staat. Dit experiment is in volle evolutie. Daarom kom je ook zoveel ‘Turkijes’ tegen. Bovendien getuigt het landschap van een ongelofelijke afwisseling: diepblauwe meren en zeeën liggen tussen de meest ruwe bergen.
Turkije is voor ons het land geweest waar we ons hebben kunnen aanpassen aan het Oosten, en dit geldt niet in het minste voor ons binnenwerk. Morgen rijden we Iran binnen. Turkije we gaan je missen…!

30 juli ’06

Dugabayazid-Tabriz ( Iran)
De Nederlanders kamperen op een andere plaats, bij een Turkse familie, die een camping begonnen in Dugobayazid. Ze kookten een typisch Koerdische maaltijd voor ons, en we bleven nog wat nakaarten over de Ararat. Een hele ervaring voor ons, om met die mensen aan tafel te zitten, maar daardoor zaten we weer laat in bed, en vertrekken we vanmorgen niet zo vroeg naar de grens met Iran.
Na een halfuurtje zien we de duizenden vrachtwagens al staan, die hun beurt afwachten om de grenspost te passeren. Gelukkig kunnen wij als personenwagen die kilometerslange file voorbij!
Eerst de Turkse kant passeren. Het terrein is zò groot, dat ik niet weet naar waar ik moet rijden. Bovendien wordt je écht belaagd door vele mensen, die geld willen wisselen, en je administratie willen in orde brengen. Ze vallen je bijna aan. Ik hou onze paspoorten stevig vast, en neem me voor ze enkel aan officiele instanties af te geven. Maar dat is nu juist het probleem: je moet verschillende soorten stempels hebben, en na-uiteindelijk- twee kantoortjes in een klein hoekje gevonden te hebben, blijkt dat we nog een stempel te kort hebben. De officiele man wijst me iemand aan die kan helpen. We kunnen dus niet anders, want we vinden het zelf niet! Of, hoe het systeem er hier op gemaakt is alles zo onduidelijk te laten zodat je wel hulp moet vragen! We rijden terug naar een bijna onvindbaar kantoor, en krijgen de laatste stempel. Eigenlijk zou ik niet mogen betalen, want het is een corrupt systeem, maar stop de man toch 5 YTL(2,5€) toe. Het Turkse hekken schuift open. Het Iraanse hekken ,net erachter schuift ook al direct open. Twee grote foto’s van Ajatollah’s kijken ons aan. Ik krijg er de zenuwen van. Wat wordt het nu?
We worden tegengehouden door een man in vlekkeloos Engels: Welcome to Iran. I’m your guide to lead you over the boarder and this is a service of our country. It’s totally free. We kunnen bijna onze oren niet geloven, na de hectische toestand aan de Turkse kant. Eerst zien, denken we.
Toch is het juist. Alles verloopt hier rustig en correct. Er moeten heel wat papieren in orde gebracht worden, onze paspoorten worden afgestempeld, en de carnet de passage voor de wagen wordt in orde gebracht. Intussen vertelt onze gids over zijn land. We kunnen ook direct officieel geld wisselen in de Iraanse bank. Alle papieren worden nauwgezet gecontroleerd: chassisnummer van de auto, nummer van de motor,…Zoveel rust en vriendelijkheid kwamen we aan geen enkele grensovergang reeds tegen!
Na anderhalf uur is de procedure rond, en rijden we een beetje onwennig Iran binnen. Er was geen enkele bagagecontrole. We moeten enkel nog in Tabriz een Iraanse nummerplaat afhalen, ook volkomen gratis.
Na een kwartier rijden inden we dat we precies alleen rijden op de weg. We rijden in hoofdzaak noordoost, terwijl de weg op de kaart zuidwest loopt, en… de meeste borden kunnen we niet lezen omdat hier het Arabisch schrift gebruikt wordt. We rijden nog een heel eind verder, en weten het echt niet meer. Het is hier erg mooi, maar wel een bloedhete woestjn. We stoppen en leggen de GPS aan. O ramp! De juiste kaart zit er niet in. We controleren de prullebak, en ja: de kaart zit er nog in. We callibreren hem opniew, en zien onze ligging: vlak in het veld! De weg waar we op zitten staat niet op onze kaart. We besluiten wat verder te rijden om de rijrichting te controleren, en zien dat we weer richting hoofdweg draaien. We komen er na 20 minuten weer op, en zien dat we dus eigenlijk een soort ringweg namen die niet op onze kaart staat. Geen groot probleem dus.Al snel zien we nu het eerste tankstation. Wstaan aan de pomp maar begrijpen er niets van! Niemand begrijpt ons. Gulukkig komt een trucker aan die een ietsie pietsie Engels praat. Nu hebben we het door. Je moet eerst naar het kantoor gaan en het aantal liter diesel bestellen en betalen. Ik bestel 50l, en betaal 7800 Riad. Dit is nog geen Euro! Terwijl de trucker tankt voor ons hebben we het volgende gesprek:
-Our country is not a terroristic country. We are nice and friendly people.
-I know. America is doing terroristic things here in this region.
-I think Belgium is a nice country.
-The little part of Iran we saw is very nice.
-Thank you. You are my friend.
Met een diepe handdruk en de linker hand op het hart, wat hier een gebaat van respect is, nemen we afscheid van mekaar. Intussen is de diesel doorgelopen tot op 54l, maar daar steekt het hier niet op. We kunnen vertrekken.
De 300km naar Tabriz zijn een lust voor het oog: ruwe gebergtes in okergeel donkerbruin, en dieprood volgen mekaar op. Wat is de wereld toch mooi. Je zou al die landschappen willen vasthouden…Over het algemeen zijn de wegen ook heel goed. Er is wel een stuk meer verkeer dan in Turkije.
We voelen ons een beetje onzeker om de miljoenenstad Tabriz binnen te rijden en daar een kamer te zoeken. Het valt bij momenten niet mee, omdat de meeste borden in het Farsi(=Arabisch schrift) zijn. We rijden dus maar de drukte binnen. We zien plots: de bazaar is juist naast ons! We zitten dus in het centrum, en kunnen ons nu orriënteren met het plannetje in de reisgids. We nemen een budgethotel aan 5€ per nacht. Alles is hier spotgoedkoop. Voor nog geen € ga je uit eten…

31 juli ’06

Vandaag bezoeken we de stad. Eerst gaan we het gemeentelijk museum binnen.
Er is beeldhouwwerk te zien van een modern Iraaans beeeldhouwer. Het zijn suk voor stuk prachtige tema’s: het leven, de ouderdom, oorlog, arm en rijk… Het zegt méér dan grote redevoeringen over die thema’s. Het gaat recht naar het hart. We genieten met volle teugen, en laten het over ons heen stromen.
Hetzelfde met de bazaar. In de 37km lange overdekte gangen bruist het hart van de stad. We worden door een jonge Iraniër naar de vershillende wijken rondgeleid. Hij is blij eens wat Engels en Frans te praten. In dit doolhof liggen ook verschillend Karavanserajs: Tabriz was een groot centrum op de zijde route.
We worden vaak aanesproken door mensen, maar toch is het contact veel rustiger dan in Turkije. In de bazaars van Turkije wordt je echt belaagd om te verkopen. Hier laat men je gerust. Indien je aangesproken wordt is het uit vriendelijkheid: Where do you come from? We whish you welcome in our country and our city! Have a nice trip. We worden dit tientallen male gewenst…
We zetten ons in een fruitshake-bar ( typisch voor hier, omdat er geen alcoholische dranken zijn), en raken aan de praat met twee jonge kerels. Bij het weggaan willen ze persé onze drank betalen. Geen doen aan. De Iraanse gastvrijheid! Als ik aan de Vlaamse gastvrijheid denk ben ik iedere keer beschaamd…En wij zijn zoveel malen rijker.
Het geeft een ontspannen sfeertje voor ons. Bovendien loop ik hier met een nieuwe vrouw: een gesluierde vrouw. Alhoewel. Je haar bedekken is hier ruim voldoende. Het verschilt nogal. Sommige vrouwen lopen ook wel volledig gesluierd.
Onze eerste indruk van Iran hier in Tabriz is heel positief. De mensen zijn uiterst vriendelijk, en buiten het dragen van een hoofddoek als vrouw ( vindt Christine wel heel vervelend!) heb je hier precies alle vrijheid. Je kunt in de winkels ook alle westerse producten krijgen: Amerikaanse films op DVD, computergames, breedbeeldtv, enz. Je merkt duidelijk dat er méér welstand is dan in het oostelijk deel van Turkije. We lopen hier nog wat rond om de Oosters sfeer op te snuiven, proberen vanavond op internet te gaan, en morgenvroeg door te rijden naar Teheran.

1 augustus ’06

Tabriz – Teheran
Heel vlot naar Teheran gereden. Het eerste deel was gewone weg van redelijk goede kwaliteit. Het tweede deel snelweg, betalend. Al moet je er niet veel bij voorstellen. Het gaat over tienden van Euro’s en zo. Op de vijf keer dat we een tolhuisje passeerden zei de man twee keer: ‘you are a guest in Iran. You dont have to pay’. Dat is dan wel eens wat anders dan het melken van toeristen, zoals op zoveel plaatsen aan zuiderse kusten bij ons.
Het binnenrijden van de stad valt eigenlijk ook goed mee. Na de bloedstollende commentaren uit de lonelyplanetgids (bijnadoodservaring, completely mad if you drive yoursef in this city…) rijden we met een klein hartje de stad in. Teheran is een stad van 13 miljoen inwoners. Zo groot als Parijs, maar alles veel dichter op mekaar. Er, gelden ook andere verkeersregels. Ik geef enkele voorbeelden: rijstroken zijn versiering. We rijden met vijf naast mekaar op vier rijstroken. Op op-en afritten moet je doen alsof je de andere zult rammen, misschien laat hij je dan door. Ofwel is hij psychologisch de sterkste(=hij heeft de smerigste rammelkar, dus ram me maar als je durft. Jij moet dan zo laat mogelijk hevig remmen.) We rijden op de snelweg aan 120 en plots zien we op het eerste vak enkele skaters, of ineens zie je op de pechstrook een auto in de omgekeerde richting rijden…. Samengevat, voor wie het hier wil wagen met de auto. Eerste regel: kijk uit je doppen en wees zeer alert overal rond je. Dan merk je dat er in die chaos een logica zit: namelijk: We leven geen regels na, maar met zijn allen proberen we in de chaos zo snel mogelijk vooruit te raken, en we doen dit in alle rust. Indien de weg dus 5 rijen auto’s kan slikken, so what? Tweede regel: Toeter voortdurend. Niet zoals in Europa, wanneer we toeteren als we al een beetje kwaad zijn. Nee. Per twee of per vier korte, lieve klaxonnetjes.(maar dan wel voortdurend herhalen, of je bent er geweest): he, ik ben hier ook. Voor het geval dat je me niet zag. Derde regel: na iemand de pas afgesneden te hebben( moet je doen, of we stonden er nog) roep je door het open raam: salãm!!! (=goedendag) en zwaai je uit alle macht( maar ook niet te hevig, want bij veertig graden moet je alles traag en rustig doen)
Nee, alle gekheid op een stokje. Het was heel inspannend om deze miljoenenstad binnen te rijden. We scanden vooraf onze kaart van 1:1 500 000 (vgl: op deze schaal kan Frankrijk op een A4 blad) in, wat natuurlijk een erg onnauwkeurige kaart is voor een stad, maar omdat we hem kunnen uitvergroten en de GPS-koppeling erop zeer nauwkeurig werkt, konden we onze ligging steeds controleren. Want je moet weten dat je bijna geen borden kunnen lezen, hier! Ook als je iets vraagt spreek je de namen wellicht zò slecht uit dat niemand je begrijpt. Indien je de straatnaam toont kunnen de meeste mensen het hier niet lezen. Je moet al op iemand vallen die ons alfabet kan lezen. We hebben ook geluk: de meeste straten zijn éénrichtingsverkeer, en je gelooft het misschien niet: steeds in ònze richting!
Na enkele liters zweet, want het is hier nog boven de veertig graden, vinden we een hotelletje, waar we de auto voor de deur kunnen parkeren, en willen we enkel nog slapen…

2augustus ’06

Teheran
Teheran als stad kan ons niet echt overtuigen. De luchtvervuiling en het lawaai gaan elke verbeelding te buiten, maar ook geen enkel museum kan ons écht bekoren. Of zoals een student tegen ons zegt: in Londen en Parijs staan veel mooiere stukken uit het antieke Babylon en Persepolis. We weten dat het waar is. Vele ervan hebben we gezien. Toch blijft het contact met mensen steeds weer interessant. We worden tientallen malen aangesproken door mensen die een eind met ons meelopen. Ze willen vooral weten wat we in Europa denken van Iran. Wat denken we van de situatie in het Midden-Oosten? Als je verder praat merk je dat heel wat mensen schrik hebben voor een naderende oorlog met de Verenigde Staten. Ze vinden dat ze onheus behandeld worden: Waarom mogen zoveel landen atoomkracht ontwikkelen en wij niet? Of: We zijn tegen atoomwapens, maar dan moet iederéén ze weg doen. Ik kan dit maar beamen. Vaak komt ook de vraag terug waarom Europa niets doet. Ik antwoord dan vaak dat elk land apart onvoldoende macht heeft, en wij in Europa nog onvoldoende samenwerken. Ook die situatie kennen ze heel goed. Ze weten dat de VS via Engeland vaak de Europese besluitvorming verlamt. Eén iemand antwoordt me: Als de Europese landen écht iets zouden willen doen, dan zouden ze het kunnen. Ik antwoord: het is net als in de Arabische wereld: als de Arabische landen zouden samenwerken zouden ze ook iets kunnen doen, maar het gebeurt ook niet: Saoudi-Arabie, Egypte, Jordanie, enz zijn dikke vrienden met de VS…
Het is leuk met mensen over zo’n onderwerpen te praten, maar je moet zòveel keer een bijna identiek gesprek herhalen…Toch vind ik dat je dat moet doen: door van man tot man te praten zie je dat bijna alle mensen hetzelfde willen : een ordentelijk leven : een lieve vrouw zoeken, vrienden hebben om mee te praten, kinderen hebben, ze liefhebben en een toekomst kunnen geven. En is dat nu met of zonder Islam, so what.
Dit geldt wellicht ook voor de sluier. Ik zie de vrouwen niet gebukt lopen onder de sluier, nee. Ze hebben er moderne kleren onder (soms zie je het erdoor, en de winkels verkopen de modernste kleedjes en lingerie die je maar kunt bedenken!) Het gezicht van heel wat vrouwen is ook mooi gemaquilleerd.
Het is een gewoonte, waar ze blijkbaar weinig last van hebben? Ze giechelen en lachen samen, en willen vooral brood op de plank denk ik. Dit verklaart waarom in ‘Europese ogen’ een heel conservatieve eerste minister verkozen werd. Hij zal een beter economisch programma hebben?
Ook het leven in België en in Europa interesseert hen: Welke job doe je? Verdien je daar goed mee? Hoe stellen je kinderen het?
We worden aangesproken in het stadspark door een student die op reis is in zijn eigen land. Hij woont in Kerman en studeert wiskunde aan de univ.We praten wel een uur en daardoor kan het gesprek een stuk meer diepgang krijgen. Christine raakt in een discussie verwikkeld met hem over de sluier:
-Waarom moeten vrouwen hier een sluier dragen?
-Om de mannen niet op slechte ideeën te brengen
-Ik ben in jouw land reeds meerdere malen ongewenst aangeraakt door een man, en in Europa gebeurt dit nooit!
-Dit mag niet, ik ben tegen zo’n mannen. Er is overal slecht en goed.
-De man moet zich hier leren verdragen, dit onderscheidt hem van een dier. Hij mag niet eisen van een vrouw dat ze omwille van hem in zo’n warme kleren rondloopt bij vijftig graden! Het probleem ligt bij hem…
Wij benadrukken de gelijkheid in Europa van man en vrouw. Hij vindt ze gelijkwaardig, maar elk met een andere taak ( hihi, de vorige paus heeft de mosterd zeker hier gehaald om uit te leggen dat vrouwen geen priester kunnen worden…?) Wel heeft hij er oren naar dat religie en maatschappij moeten gescheiden zijn: in Europa is godsdienst een persoonlijke keuze.
Veel denkbeelden waren 50 jaar terug bij ons net hetzelfde. Ook deze maatschappij zal verder evolueren, indien de mensen zich via goed onderwijs kunnen ontwikkelen. (collega’s, als je in zo’n land rondloopt, ga je nog meer nadenken over je eigen werk, en zie je dat je job één van de belangrijkste van de wereld is: in plaats van terrorisme te bestrijden, pomp geld in degelijk onderwijs, en je hebt een andere wereld binnen 50 jaar.
We vinden het iemand met veel wijsheid. Hij zegt: het leven is gemaakt om ervaringen op te doen. Iedere keer je iets doet kun je dit in de rugzak aan levenservaring plaatsen. Iedere keer merk je ook: dit is niet de waarheid, tot je weet diep in je hart: ik zal het nooit vinden, maar dan heb je zò’n stuk méér voeling met het leven dat je beter af bent dan iemand die het zogezegd wel weet en niet verder zoekt. Iemand met zo’n wijze woorden kunnen we appreciëren,wat zijn godsdienst ook is.
De student vraagt of hij mee mag rijden naar Isfahan, en we stemmen toe. Ook in Turkije namen we reeds autostoppers mee, omdat we 3 zitplaatsen hebben. Maar dan loopt het een beetje mis. Hij wandelt met ons mee, probeert een kamer te nemen op hetzelfde hotel als het onze, maar de baas zegt dat alles volzet is. We spreken af de volgende morgen om 8 uur.
Maar… de baas roept ons terug en zegt: die jongen heeft geen adres en zijn paspoort is niet in orde. Ik wil hem niet opnemen in het hotel. Ik zou hem geen lift geven, want er is een kleine kans dat hij je kwaad doet. Ook in Iran is er criminaliteit. We kunnen het niet geloven, maar verschieten toch wel. We beseffen dat we door het aardige gesprek twee van onze reisbasisregels geschonden hebben: 1)Zeg nooit tegen iemand je verblijfplaats. 2)Zeg nooit waar je naartoe gaat 3)Bij kamperen, zorg dat je niet gezien bent vanaf een weg.
Voor alle zekerheid besluiten we hem niet mee te nemen, en hem een mail te sturen om het uit te leggen. We zijn bang en durven het risico niet lopen. Het openbaar vervoer kost hier niks, en als hij ter goede trouw is, zal hij ons wel terugmailen. We vertrekken morgen om 6 uur…

3augustus ’06

Teheran – Isfahan
Ik voel me een beetje beschaamd zo met de noorderzon te vertrekken, maar we zitten hier zo ver van ons huis…
We vallen hier ook zo op. Ik zou me echt als Iraniër willen verkleden om gerust gelaten te worden. Soms ervaar ik dit echt als stresserend, want het zijn altijd mannen die mij aanspreken. Je moet geduldig antwoorden voor de honderdste keer (weten zij niet) want het is onze kleine bijdrage aan de wereldvrede, en de ontspanning tussen de volkeren.
In het internetcafé ontmoeten we een Nederlandse Canadees, die een reis van 2 jaar bezig is met de moto. Hij vertrok in Amsterdam, en rijdt via Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika naar huis. Hij leert ons hoe je kunt telefoneren naar een telefoontoestel thuis met de computer,via skype. Indien dit lukt is het veel goedkoper dan gewoon bellen.

4 augustus ’06

Isfahan
Isfahan is werkelijk prachtig!! Als je naar Iran komt moet je het gezien hebben. In het centrum staat het mooiste gebouwencomplex uit de Islamitische wereld. Het is met geen woorden te beschrijven.
We arriveren hier dan ook voor het eerst in een ‘toeristisch centrum’. Wel is het zo dat bijna alle toeristen Iraniërs zijn. Weer veel gesprekken, oa met een collega leraar wetenschappen, op toer met twee studenten om hun Engels bij te spijkeren. Een ander lang gesprek heeft ons nogal aangegrepen. We komen een jongen van 16 tegen met een veel Aziatischer uiterlijk dan de doorsnee Iraniër. Hij is een Afghaans vluchteling. In Iran wonen er tien miljoen Afghaanse vluchtelingen. Hij wordt hier geminacht, omdat de Iraniërs geen vreemdelingen willen. ( allé Vanhecke, je hebt hier mogelijke kiezers!)
Het is een schrijnend verhaal: zijn vader is gesneuveld in de oorlog met de Taliban, en hij onderhoudt hier zijn zieke moeder, door te werken in een fabriekje waar rugzakken gemaakt worden. Hij is knipper, en snijdt de stof voor de zakken. Hij kan hier net de eindjes aan mekaar knopen.Zijn grote droom is Europa. Een nonkel van hem werkt in Londen en onderhoudt de ganse familie in Afghanistan, want daar is er niets. Geen werk, geen veiligheid, geen eten. Ook in Pakistan zijn er miljoenen vluchtelingen, maar ze zijn er slechter aan toe dan in Iran vertelt hij. Over de Amerikaanse rol is hij genuanceerd. Hij zou niet graag hebben dat ze vertrekken omdat de situatie dan nog zou verslechteren. Maar als alles genormaliseerd is moeten ze zo snel mogelijk weg.’We don’t like them!’
Ik kijk in zijn ogen en ben beschaamd omdat wij het zo goed hebben en dan nog durven te klagen…Ook hij wil gewoon léven, waar dan ook of in welk geloof dan ook, op deze planeet. Voorlopig wordt het hem met mondjesmaat gegund. Je wordt er triest van.