OPGELET! Je kunt reacties geven op wat we hier gepost hebben. Je vindt onderaan elk deeltje een stippellijn. Daar rechts boven staat er hoeveel reacties er reeds zijn. Als je klikt op die link kun je niet alleen reacties lezen, maar ook zelf reageren. Zeker doen!! Toch nog even dit: indien je reageert op onze website, kunnen we je niet terug antwoorden. Schrijf dus liever op ons emailadres als je een antwoord wenst: johanenchristine@gmail.com

woensdag, januari 24, 2007

16 januari ’07

Padangbai
Christine heeft dit plaatsje uitgekozen omdat we hier op loopafstand van de ferry naar Lombok zijn, en er simpele guesthouses zijn aan het strand.
Een schot in de roos. We ontwaken aan een prachtige blauwe baai. Het strand ligt bezaaid met vissersboten. Je zwemt tussen de boten, want dit plaatsje wordt niet gedomineerd door het toerisme, zoals de meeste stranden hier in Bali. Veerboten varen voor je neus uit naar het volgende eiland van de archipel: Lombok.
We nemen wat tijd om onze verdere reis te plannen en het verslag bij te werken.
Het plannen valt niet mee. De afstand naar Melbourne is enorm. We wegen veel mogelijkheden af: Een aircobus nemen met de ferryverbindingen erbij naar Flores? Vliegen naar Flores? Vliegen naar Kupang? Vliegen naar Darwin, of rechtstreeks naar Sidney? Of naar Melbourne en dan de veerboot nemen naar Tasmanië, en Australië links laten liggen? Je krijgt er een punthoofd van…
Uiteindelijk besluiten we niets vast te leggen en te kiezen voor avontuur. Overmorgen nemen we de boot, en dan zien we wel verder. We proberen volgende week dinsdag in Kupang ( West Timor) te raken, omdat er dan ‘normaal gezien’ een vlucht is naar Darwin. We doen alles met lokale bus en veerboot…
Morgen willen we een motorfiets huren voor de ganse dag, maar constateren dat we ons internationaal rijbewijs in de auto in India achterlieten. Geen nood, we hebben alle documenten op ons emailadres ingescand, en kunnen er dus een kopie van maken.
De internetverbindingen zijn hier erg traag, waardoor het méér dan een uur duurt onze rijbewijzen op de memorystick te downloaden, en… in dìt internetcafé wil de printer maar niet werken. Intussen verneem ik via een mail van Nele dat ma in het ziekenhuis ligt. Niets erg, maar het slaat je aan het hart. Ik probeer te bellen, maar er is niemand thuis… Via een spoedbericht vraag ik het nummer van het ziekenhuis om morgen te bellen.


17 januari ’07

Padangbai
Uiteindelijk toch nog een werkende printer gevonden. Maar wat ben ik gisteren stom geweest! We hebben ook al onze documenten ingescand op onze laptop!! Het was helemaal niet nodig ze te downloaden via internet.
Om 8.30h vertrekken we met de motorfiets. Fiets?!? Het ding haalt met gemak 90km/h, en hoger durf ik niet te proberen!
We laveren langs die prachtige blauwe oceaan die Bali zo beroemd en aantrekkelijk maakte voor het toerisme. De rijstvelden in terrassen aangelegd tegen de wanden van de drie vulkanen zijn sprookjesachtig! Daarna naar boven, het hart van Bali: de heilige Batur vulkaan. We rijden op de oudste kraterrand, waarin zich een blauw meer in bevindt. In het midden van het meer kun je een recentere vulkaankegel zien oprijzen. Adembenemend.
De belangrijkste tempel van Bali leunt tegen de wand aan van de Agungvulkaan.
We trotseren eerst weer alle commercie, maar hebben dan wel geluk: we komen een Hindoepriester-student tegen die ons wil rondleiden. Het wordt niet alleen een rondleiding met uitleg over die en die God, maar vooral een gesprekwaarin je kunt nadenken over je eigen gewoontes. We vernemen dat priesterstudies hier op Bali een volledige kennis van alle Hindoeïstische geschriften vereisen. Dit duurt jàren. Je moet de studie zelf betalen, het is dus enkel weggelegd voor rijkere mensen. (De student voor ons is arm) Een afgestudeerde wordt maar tot priester gewijd als hij gehuwd is. Het huwelijk is dus verplicht vòòr de wijding, wel met het meisje naar keuze. (Minder slecht dan het celibaat bij ons, maar toch ook niet wat je vrijheid kunt noemen.) Zelfde regels gelden voor de vrouw: een vrouw is een evenwaardig priester. (Daar kan de paus nog wat van leren!)
Ook reïncarnatie is weer uitgebreid aan de orde. We staan voor dit idee zeker open, maar terugkeren in een dier kan volgens ons niet, omdat dit niet strookt met de opbouwende beweging van de evolutie.
Vandaag is het nieuwe maan, en een drukke dag voor ceremonies. Ganse families komen hun offergaven brengen. Een kleurrijk en boeiend spectakel.
Een greep uit ons gesprek:
-Waarom kan enkeliemand die rijk is priester worden?
-De staat geeft geen geld aan ons.
-In België is dit wel zo, maar dit is niet eerlijk, omdat iemand die niet gelovig is dan ook moet meebetalen voor iets wat hij niet wil. De gelòvigen moeten volgens mij hun priesters betalen, en ook hun opleiding, als ze priesters willen.
-(kijkt nogal geschrokken) Jamaar God wil dat ik een priester wordt.
-Waarom zorgt hij dan niet voor geld? Hij kan toch alles?
(Ik geef hem een fooi voor de rondleiding)
-Dank je wel, ik zal het gedeeltelijk voor mijn studies gebruiken, en gedeeltelijk aan de tempel schenken.
-Hou het maar voor je studies. De tempel heeft al geld genoeg.
We nemen een foto. De open eerlijke blik treft je en de ogen zeggen je: we hebben een oeroude traditie hier op Bali, maar het is niet belangrijk welke godsdienst jij hebt, wel wie je bent als mens. Ik laat mijn vragen voor wat ze zijn. We kijken mekaar eerlijk en diep in de ogen en nemen afscheid.
We snorren verder met de motorfiets, en nemen een afkorting, recht naar de noordelijke kust. De weg is heel smal en de natuur is overweldigend mooi. In elk dorp moeten we de weg vragen. Het bulkt er van de jongeren die oh zo graag een praatje willen maken. De noordkust is veel droger, het landschap is bezaaid met lavastenen. De azuurblauwe zee is nooit veraf. We draaien oostwaarts, het landschap wordt weer vriendelijker: adembenemende rijstterrassen, verscholen onder cocosbomen. Bananebomen groeien als onkruid.
De tocht is lang, en we vallen van de ene verwondering in de andere, zodat we… de ganse dag vergaten te eten en te drinken.
We zijn net vòòr het donker terug in Padangbai. We willen zo graag bellen naar het ziekenhuis, maar het kan niet: internet is volledig uitgevallen. Moeilijk bij neer te leggen met je westers verstand. Op de volgende eilanden zal de verbinding nog twijfelachtiger zijn. Wie weet.

18 januari ‘06

Padangbai – Lembar(Lombok) – Mataram – Labuhan – Poto Tano(Sumbawa)….
We nemen de veerboot van 6h naar Lombok. Normaal 3 uur, maar we doen er méér dan 4 uur over.
De overtocht is mooi en rustgevend. Terwijl de zon opkomt krijg je een schitterend beeld van het vulkanische Bali. Vanop zee merk je hoe indrukwekkend de grootste vulkaan is, en waarom hij hier heilig genoemd wordt. Lombok wordt ook gedomineerd door een imense nog aktieve vulkaan. Je merkt direct dat het eiland veel méér verlaten is dan Bali. Prachtige, maar verlaten stranden, palmbomen, bananebomen… Vissers werpen hun netten uit voor de kust. Ze gebruiken een soort katamaran: een smalle boot met twee bamboestokken rustend op het water, voor het evenwicht. De tijd heeft hier stilgestaan…
Geologisch en biologisch zijn we in een andere wereld terechtgekomen: Bali behoort tot de Aziatische plaat, terwijl je vanaf Lombok op de Australische continentale plaat toegekomen bent. Tussen de twee eilanden heb je diepzee, ondanks de kleine afstand!
We lopen de natuurlijke haven van Lembar binnen, en worden direct bestookt met allerlei voorstellen: waar willen jullie naartoe??? We zijn al wat gewoon, en bargainen rustig ons ticket af, rechtstreeks naar Sape, aan de andere kant van het volgende eiland Sumbawa : 250 000 (22€) Rp.De chauffeur beklaagt het zich , en zegt de tweede veerboot niet meegerekend te hebben, maar we houden voet bij stuk.
Na een half uur zijn we in Mataram, zo’n beetje de hoofdstad van Lombok. Een uur rust. Daar worden we voortdurend bestookt. Een man van de maatschappij komt ons vertellen dat we nog niet betaald hebben voor de bagage, en eist extra. We gaan er niet op in. We betalen wel, na goed bargainen extra voor een snellere boot tussen Sumbawa en Flores: 4 uur ipv 9 uur: 50 000 Rps/pers.(4,5€)
Een vriendelijke jongen toont ons de weg in het grote busstation, op zoek naar ATM. We vragen de prijs van de bus na, en is er wel een snelle boot?? Ja,ja, je hebt een goede prijs betaald voor de snelboot. We nodigen hem uit een bord rijst mee te eten, hij vertelt ons vooral voorzichtig te zijn en goed op onze spullen te letten op de verdere eilanden... Hij is visser en parelduiker.(hier begin ik al de inleiding op verkoop te vermoeden) En ja, daar zijn ze, de plastieken parels. Maakt zich goed kwaad als we niet willen kopen. ‘Ik hielp jullie, waarom helpen jullie mìj nu niet??’ Met een nogal onzalig gevoel vertrekken we.
Lombok is niet wat je zou zeggen een andere wereld, maar een vervolg van Bali: aan de noordkant een reusachtige vulkaan, aan de zuidkant prachtige verlaten stranden. Ertussen rijst, rijst…Na 2 uur doemt de oostferry op: Labuhan.
De afstand tussen Lombok en Sumbawa is maar 1,5 uur. De bus gaat mee.
Sumbawa is véél groter. 12 uur om tot aan de andere kant te raken, waar je dan weer de boot neemt naar Flores. Zo kom je eiland na eiland dichter bij Australië. Je komt hier in een andere wereld terecht. Ruikt dit naar Australië? Woeste vulkanen, een prachtige, superruige kust. Vissersdorpen wisselen mekaar af met mangrovebossen, op veel plaatsen opnieuw aangeplant als bescherming tegen een nieuwe tsunami. Je hart jubelt bij al dat schoons!!
Intussen is de bus ook heel interessant. Deze lijnbus komt van Jakarta, en zit nokvol. Méér mensen dan zitplaatsen! Tussen die krioelende Indonesiërs twee blanken: wij. We vermoeden dat heel wat mensen terugkomen naar hun eiland omdat ze werken op Java, misschien wel in Jakarta. We horen het al vanop Bali: er is geen werk…
We stoppen voor een avondmaal, inbegrepen in de busprijs. Heel gezellig, maar we komen niet tot een gesprek. Veel mensen lijken ons nogal gesloten.
Jammer genoeg wordt het langzaam donker. Ik blijf buiten kijken, want je ziet ook wat in het donker als je de dorpen passeert. Toerisme moet hier nog uitgevonden worden. Boven ons hoofd kijkt de boogschutter toe…
Na een tijd val je toch in slaap, zelfs op een hobbelige, bochtige weg, in een nauwe zitplaats…

19 januari ‘06

….Sape – Labuan Bajo(Flores)
Om 3 h in de nacht worden we gedropt in het busstation van Bima. We slapen verder in de minibus, die ons twee uur later naar de ferry brengt.
We ontmoeten weer iemand die ons vewittigt voorzichtig te zijn. Nee, er is géén snelle boot. Hij is al 2 jaar afgeschaft! We zijn dus bedrogen. Het gaat hem maar over 9 €, maar je hebt er zo’n onzalig gevoel bij, en voor hen is het een pak geld. Ook de ‘parelduiker’ heeft meegelogen, je wordt er triest bij. Wie kun je hier vertouwen?? Kunnen we deze man wel vertrouwen?
Intussen heeft de busbegeleider ons ticket. Ik krijg het niet terug, en vrees dat we de boot nog eens mogen betalen. We komen bij de ferry. Weer hetzelfde verhaal. Nee, de snelboot is er niet, maar onze ‘vriendelijke helper’ loodst ons binnen in de wachtzaal van de ferry. Als je hier wacht komt je ticket wel…De ‘wachtzaal’ is een kleine eetgelegenheid, waar we een koffie bestellen en ontbijten. Véél duurder dan naast de deur…, maar het ticket komt.
We zien 2 Nederlanders die toekomen met een andere bus: zij betaalden voor de bagage, maar lieten zich niet foppen aan de snelle ferry. Hun ticket is een stuk duurder dan dat van ons. Een Ier zegt niet hoeveel hij betaalde, maar alle maaltijden waren inbegrepen. Niets van. Enkel het avondmaal, zoals bij ons. Je moet hier extra op je hoede zijn.
Een ganse dag ferry is lang, maar je krijgt een prachtig beeld van wat een vulkanische eilandketen is. Aan de rechterzijde zien we enkele grote eilanden zoals Komodo en Rinca, en duizenden kleine eilanden: gewoon een kleine of grotere top van een vulkaan boven de zee, weelderig begroeid met tropisch regenwoud en omzoomd met schitterende witte stranden…
Tussen de eilandhopping door proberen we wat slaap in te halen op de bloedhete boot.
Om 16h leggen we aan in Lubuanbajo. We hebben pech. Er is hier een regeringscongres, alle hotelkamers zijn bezet. Na een uur vinden we toch een stulpje, maar het is te laat om ons ticket naar Kupang te boeken. Dit wordt nu wel uiterst dringend. Marcel, een jonge visser wil ons met de boot voeren naar Rinca, om Komodovaranen te bekijken, en we hebben daar wel oren naar, maar we willen morgen éérst ons transport in Kupang regelen.
De zonsondergang hier boven de vissershaven is één van de mooiste die we in ons leven konden bewonderen. De lucht is bloedrood en zet alle vulkaanpieken die boven het zeewater uitsteken in een roze gloed. Het azuurblauwe water doet de rest. Vissersbootjes varen af en aan, vis ligt te drogen… Is er nòg een mooiere plaats op de aarde? Alleen al voor dit unieke moment is Indonesië de moeite waard!

20 januari ‘06

Labuan Bajo(Flores) – Ruteng
Marcel helpt ons verder. Wel met de bedoeling met ons naar Rinca te varen, maar hij lijkt ons ten minste eerlijk.
Hij telefoneert naar meerdere luchtvaartmaatschappijen in het Indonesisch, en reserveert ons ticket tussen Kupang en Darwin voor dinsdag. Dan naar een ernstig reisagentschap. Het is onmogelijk met bus en boot vòòr dinsdag in Kupang te raken waar onze vlucht naar Australië vertrekt. De volgende vlucht is pas op zaterdag. Véél te laat, want dan hebben we maar 10 dagen over in Australië! We kunnen morgen een korte vliegverbinding maken tussen Ruteng en Kupang. Dit wil zeggen dat we vandaag nog de 4 uur bus moeten nemen naar Ruteng. Geen tocht naar Rinca dus. Tot grote teleurstelling van Marcel.
En eerlijk is eerlijk. Zonder hem waren we niet in staat de informatie te vinden. Ik geef hem een fooi voor de moeite, die hij eerst niet wil aanvaarden. Er zijn hier dus ook eerlijke en vriendelijke mensen.
De bustocht van 4 uur wordt er 6. As usual. Niet door het drukke verkeer, nee. Jantje wordt dààr afgehaald, pietje wat verder. Bagage opgeladen. Twee varkens knorren op het bagagerek, en tussen mijn voeten fladdert een kip. De mensen stralen rust en vriendelijkheid uit. Ook in de dorpen: lachende, vriendelijke mensen. Het landschap is sprookjesachtig. Niet te beschrijven. We volgen een bergbaan, dwars door het tropisch regenwoud. Op en neer, draaien en keren…We zijn al veel te laat, maar iedereen wordt weer aan zijn deurtje afgezet, met véle zakken bagage. Ook voor een praatje is tijd. Altijd moet je er weer aan wennen dat mensen hier met de tijd anders omgaan! En daardoor héb je ook tijd…Raar maar waar.
In de dorpen merk je voor het eerst sinds Europa weer kerken. Flores is reeds in de jaren 1500 gekoloniseerd door de Portugezen. 85% is hier Katholiek. De Europees Katholieke voornamen(zoals Marcel) zijn verrassend hier, maar een stuk makkelijker te onthouden voor ons!
Op de kamer zien we dat het zijzakje van één van de rugzakken open geweest is. Er is niets weg, maar we zijn weer verwittigd: bijzonder opletten hier!

21 januari ‘06

Ruteng – Kupang(Timor) – Zoe
Een uurtje vliegen vervangt twee dagen bus en boot. Spijtig, maar een noodzaak.
Op de luchthaven raken we aan de praat met een handelsvertegenwoordiger. Een clevere jongen, uit Sumatra. Julius heeft zichzelf Engels geleerd door het lezen van boeken. Wanneer hij het kan betalen wil hij beter Engels en ook andere talen studeren. We leggen uit hoe de financiering van studies en ons sociaal zekerheidssysteem in Europa werkt, gekoppeld aan belastingen afhankelijk van je inkomen. Hij heeft dit nog nooit gehoord, maar vindt het een fantastisch systeem. Hij kan er maar van dromen. Vele andere onderwerpen komen aan bod w. o. de oorlog in Irak en Afghanistan. Het is ons eerste ernstige gesprek hier in Indonesië, en het doet deugd!
Julius woont voor twee jaar in Kupang, om het sigarettenmerk dat hij vertegenwoordigt op Timor te promoten, en kent de stad op zijn duimpje. No problem, man! Hij voert ons prompt naar Merpati, waar we ons ticket naar Darwin confirmeren en betalen. Het is OK. Dinsdag vliegen we. Australië is nog geen twee uur ver. De prijs valt ook mee: 110 €/pers.
We hebben op het meest zuidelijk eiland van Azië, nog een dag extra. Hop, weer de bus op naar het bergdorpje Zoe. Het binneland van Timor is liefelijk mooi. Hier geen toerisme. Iedereen gaapt ons aan, en zwaait uit alle macht.
Prachtige mensen. Terwijl we de eilanden doorreisden kon je het mensentype langzaam zien veranderen: Aziatisch in Java, naar het negroïde type (zoals de Aboriginals), hier in Timor.
We komen in de namiddag toe in Zoe, na twee platte banden. De liefelijkheid van de natuur weerspiegelt zich in de mensen. Iedereen zwaait, roept ‘hello’…
We zijn hier werkelijk een bezienswaardigheid! Ook heel kleine kinderen stoppen met drinken uit de papfles: hun mondje valt open. Welke rare mensen zijn dìt, met hun bleekscheetachtige huid en blauwe ogen? Jongeren passeren speciaal op hun moto. Algauw hebben we een bende kinderen achter ons aan. Maar…nooit gebedel.
Eindelijk kunnen we op internet. Er is weinig nieuws, maar ook geen alarmerende berichten. Dinsdag kunnen we vast bellen naar het ziekenhuis, uit Darwin.

22 januari ’07

Zoe – Kupang
Omdat er hier nagenoeg geen toerisme is krijgen we het niet voor mekaar een motorfiets te huren. Geen nood. Ik houd iemand tegen op de straat: 30 000 Rps voor je motorfiets? Om 13h zijn we terug.
Hij heeft er oren naar, maar ik kan geen weg met de koppeling. Iemand anders stopt. Even een snelcursus vitessen schakelen op de brommer. De kracht van het ding is zò groot, dat ik bij het oefenen bijna onder een minibus beland! Hum. Spanning weer verzekerd vandaag. Na wat oefenen gaat het schakelen vlottter. Genoeg om te vertrekken. Eerst naar telekom. Ja, de vlucht naar Darwin gaat morgen door. Om 11h op de luchthaven chek in.
Een mail van Roeland vertelt ons dat oma thuis is. Oef. Morgen proberen we te bellen uit Darwin. Linus en Nele hebben de sleutel van hun nieuw huis. Elke en Roeland helpen het papier aftrekken. Wat leuk, die alledaagse dingen. Hoe mooi het hier ook is, je mist ze…
We rijden verder de bergen in, kriskras via kleine wegen. Adembenemend mooi. Wellicht is het aardsparadijs hier?!? De natuur is droger dan op Flores, maar zò liefelijk…Toch is het niet vooral dat wat je in vervoering brengt. Het is de mens, hierop Timor. Die rustige vriendelijkheid… Mensen roepen en zwaaien ons na, in elk dorp. Er komen twee jongeren naast ons rijden:
-Welkom op Timoreiland.
-Mogen we het nummer van je mobiel hebben?
-We hebben geen mobiel, maar wel een emailadres
-We geven dan wel òns nummer, en proberen wel eens email…
De meeste huizen in een dorp stellen niets voor. Klein, uit hout opgetrokken, en een strooien dak erop. Mensen bezitten heel weinig, maar stràlen, zoals ik dit nooit voordien heb gezien…
Hier in de bergen hebben mensen bijna niets aziatisch meer. Je waant je in Afrika, of Aboriginalland. En maar lachen en praten…
Ze mensen leren ons: no sorrow, men! The sun is always shining even when it’s cloudy. Enjoy life my friend!
Een stoel? Niet nodig. Mensen zitten op hun hurken te keuvelen, zitten in groepjes op het wegdek. Hebben tijd, tijd, tijd… Ze léven, léven, léven!
Truganini, ik ben beschaamd en diep bedroefd om wat er met je volk gebeurde, maar jullie zijn niet uitgeroeid! In de lach, de manier van leven, de genen van deze mensen, leef ook jìj verder! Aboriginals in de moderne tijd.
Om 14h zitten we op de nokvolle zweetbus, terug naar Kupang. We genieten verder van de aanwezigheid van dit unieke volk tijdens de 4 uur durende rit.
In Kupang is het bloedheet, en omdat de kamer in Zoe zò basic was dat we ons niet eens deftig konden wassen, nemen we een betere kamer met aircon. Het doet deugd.
Kupang is leuk om rond te slenteren. Mensen hebben hier nog niet geleerd geld te verdienen aan het toerisme, en willen gewoon met je praten. Timor is ons laatste Indonesisch eiland, het is de kroon op het werk!

23 januari ’07

Kupang(Timor) – Darwin(Australia)
Een dik uur vliegen of slechts enkele honderden kilometers zee scheiden ons van Australië. Met spijt in het hart verlaten we vandaag Indonesië. Makkelijk is het niet geweest. Door de enorme afstand, eiland na eiland. Maar ook door de mensen. Van Java tot Flores: op bepaalde momenten wist je niet meer wie je nu eigenlijk nog kon vertouwen. En dat is lastig.
Maar het is méér dan de moeite waard geweest. De natuur heeft zich voor onze ogen ontplooid in al zijn heerlijkheid: vulkanische eilanden in een tropisch blauwe oceaan. Maar vooral die prachtige mens. Hij swingt van het Aziatische type op Java, naar het Aboriginal type, hier op Timor. Het is een dans, een dans van de mensheid. Dank je wel, lieve eilandbewoners voor deze dans! Wellicht komen we hier nooit weer. We houden jullie vast in ons hart…
Een rustige voormiddag. Nog wat fotootjes nemen in het schilderachtige Kupang. Toch ook weer iets té rustig,want we arriveren eigenlijk een kwartiertje te laat, om 11.15h. Nu, op een kleine luchthaven wordt alles snel afgehandeld, want er zijn maar enkele vluchten per dag. Darwin: gate open and check in.
De beambte scant ons paspoort in, controleert, en controleert nog eens…
-Ik vind je visum voor Australië niet terug in je paspoort.
-Dat klopt. Het is een paspoort van de Europese Unie. Er is een verdrag met Australië waardoor we het visum kunnen krijgen op de luchthaven van Darwin.
-Ja, maar je moet het vooraf elektronisch aangevraagd hebben!
-Wablief??
-Sorry, jullie kunnen dus niet mee met de vlucht!
-Dit kan toch niet?? We verliezen ons ticket, en de volgende vlucht is pas zaterdag.
-Toch is het zo. We kunnen je niet toelaten, maar er is nog één mogelijkheid. Ga terug naar de stad, en vraag je twee visa elektronisch aan op internet.
-Maar, dat is 15 km ver! In één uur is dit onmogelijk!
-Het is de enige oplossing, want op de luchthaven hebben we geen internetverbinding. Ik zoek het emailadres op van de Australische ambassade, en roep een betrouwbaar taxichauffeur.
-OK, er zit niets anders op.
Christine blijft op de luchthaven, terwijl ik de taxichauffeur aanvuur zo snel mogelijk te rijden. Na 20 minuten staan we aan een internetcafé. Eerst de ‘homepage’ van de ambassade. 5 min. Daarna kies je ‘visa’. 5min. Daarna ‘aanvraag’. 5min. Daarna ‘elektronische aanvraag’. 5min. Eindelijk het in te vullen formulier. Wil maar niet openen. 5min. 10 min….
Rood, bezweet en trillend op mijn benen naar de balie:
-Kunnen de andere klanten voor enkele minuten internet afsluiten, want ik krijg het niet voor mekaar!
-Nee, dat doen we niet…
Ik vraag de taxichauffeur me naar een ander internetcafé te voeren, en betaal niet voor de tergend slechte verbinding.
We razen naar telecom. Nee, hier geen internet, maar ga naar…
Intussen tikt de klok. Het is 12.45h. Om 13h is de deadline. Onmogelijk nog te halen, maar ik leg me er niet bij neer. Hier is alles mogelijk, en ze weten dat ik nog moet komen. Kleine kans, maar wie weet?
Nieuw internetcafé. De verbinding is goed. Ik ben zò zenuwachtig, mijn vingers kunnen bijna de nummers en de namen niet intikken. De chauffeur en de internetman helpen me. We zitten met drie tegelijk op het klavier. Het internetcafé staat in rep en roer maar het werkt. In 10 min. is het elektronisch visum klaar. Ik neem het referentienummer op, en laat de taxichauffeur betalen, want ik heb geen roepiahs meer!
We racen naar de luchthaven. De tijd tikt verder. 13h. File. 13.05h. Rood licht. De chauffeur rijdt erdoor. 13.10h. We passeren het laatste rond punt vòòr de luchthaven. Ik geef de chauffeur 20 USD voor alle kosten(rijdt plots nòg sneller), en storm om 13.15h de luchthavenhall binnen. Darwin: closed! Nééé, te lààt…
Christine stormt naar me toe: ‘Ze wachten op ons!’
In 1 min zijn we ingecheckt. Ik vind mijn uitreisformulier voor indonesië niet meer…De beambte wil het regelen tegen wat smeergeld. Ik weiger! Plots vindt Christine hem toch…
We stormen als laatsten naar het kleine tweemotorig vliegtuigje. Trap op, deur dicht, bam! Start the engines. Australia, here we come…!
16 januari ’07

Padangbai
Christine heeft dit plaatsje uitgekozen omdat we hier op loopafstand van de ferry naar Lombok zijn, en er simpele guesthouses zijn aan het strand.
Een schot in de roos. We ontwaken aan een prachtige blauwe baai. Het strand ligt bezaaid met vissersboten. Je zwemt tussen de boten, want dit plaatsje wordt niet gedomineerd door het toerisme, zoals de meeste stranden hier in Bali. Veerboten varen voor je neus uit naar het volgende eiland van de archipel: Lombok.
We nemen wat tijd om onze verdere reis te plannen en het verslag bij te werken.
Het plannen valt niet mee. De afstand naar Melbourne is enorm. We wegen veel mogelijkheden af: Een aircobus nemen met de ferryverbindingen erbij naar Flores? Vliegen naar Flores? Vliegen naar Kupang? Vliegen naar Darwin, of rechtstreeks naar Sidney? Of naar Melbourne en dan de veerboot nemen naar Tasmanië, en Australië links laten liggen? Je krijgt er een punthoofd van…
Uiteindelijk besluiten we niets vast te leggen en te kiezen voor avontuur. Overmorgen nemen we de boot, en dan zien we wel verder. We proberen volgende week dinsdag in Kupang ( West Timor) te raken, omdat er dan ‘normaal gezien’ een vlucht is naar Darwin. We doen alles met lokale bus en veerboot…
Morgen willen we een motorfiets huren voor de ganse dag, maar constateren dat we ons internationaal rijbewijs in de auto in India achterlieten. Geen nood, we hebben alle documenten op ons emailadres ingescand, en kunnen er dus een kopie van maken.
De internetverbindingen zijn hier erg traag, waardoor het méér dan een uur duurt onze rijbewijzen op de memorystick te downloaden, en… in dìt internetcafé wil de printer maar niet werken. Intussen verneem ik via een mail van Nele dat ma in het ziekenhuis ligt. Niets erg, maar het slaat je aan het hart. Ik probeer te bellen, maar er is niemand thuis… Via een spoedbericht vraag ik het nummer van het ziekenhuis om morgen te bellen.


17 januari ’07

Padangbai
Uiteindelijk toch nog een werkende printer gevonden. Maar wat ben ik gisteren stom geweest! We hebben ook al onze documenten ingescand op onze laptop!! Het was helemaal niet nodig ze te downloaden via internet.
Om 8.30h vertrekken we met de motorfiets. Fiets?!? Het ding haalt met gemak 90km/h, en hoger durf ik niet te proberen!
We laveren langs die prachtige blauwe oceaan die Bali zo beroemd en aantrekkelijk maakte voor het toerisme. De rijstvelden in terrassen aangelegd tegen de wanden van de drie vulkanen zijn sprookjesachtig! Daarna naar boven, het hart van Bali: de heilige Batur vulkaan. We rijden op de oudste kraterrand, waarin zich een blauw meer in bevindt. In het midden van het meer kun je een recentere vulkaankegel zien oprijzen. Adembenemend.
De belangrijkste tempel van Bali leunt tegen de wand aan van de Agungvulkaan.
We trotseren eerst weer alle commercie, maar hebben dan wel geluk: we komen een Hindoepriester-student tegen die ons wil rondleiden. Het wordt niet alleen een rondleiding met uitleg over die en die God, maar vooral een gesprekwaarin je kunt nadenken over je eigen gewoontes. We vernemen dat priesterstudies hier op Bali een volledige kennis van alle Hindoeïstische geschriften vereisen. Dit duurt jàren. Je moet de studie zelf betalen, het is dus enkel weggelegd voor rijkere mensen. (De student voor ons is arm) Een afgestudeerde wordt maar tot priester gewijd als hij gehuwd is. Het huwelijk is dus verplicht vòòr de wijding, wel met het meisje naar keuze. (Minder slecht dan het celibaat bij ons, maar toch ook niet wat je vrijheid kunt noemen.) Zelfde regels gelden voor de vrouw: een vrouw is een evenwaardig priester. (Daar kan de paus nog wat van leren!)
Ook reïncarnatie is weer uitgebreid aan de orde. We staan voor dit idee zeker open, maar terugkeren in een dier kan volgens ons niet, omdat dit niet strookt met de opbouwende beweging van de evolutie.
Vandaag is het nieuwe maan, en een drukke dag voor ceremonies. Ganse families komen hun offergaven brengen. Een kleurrijk en boeiend spectakel.
Een greep uit ons gesprek:
-Waarom kan enkeliemand die rijk is priester worden?
-De staat geeft geen geld aan ons.
-In België is dit wel zo, maar dit is niet eerlijk, omdat iemand die niet gelovig is dan ook moet meebetalen voor iets wat hij niet wil. De gelòvigen moeten volgens mij hun priesters betalen, en ook hun opleiding, als ze priesters willen.
-(kijkt nogal geschrokken) Jamaar God wil dat ik een priester wordt.
-Waarom zorgt hij dan niet voor geld? Hij kan toch alles?
(Ik geef hem een fooi voor de rondleiding)
-Dank je wel, ik zal het gedeeltelijk voor mijn studies gebruiken, en gedeeltelijk aan de tempel schenken.
-Hou het maar voor je studies. De tempel heeft al geld genoeg.
We nemen een foto. De open eerlijke blik treft je en de ogen zeggen je: we hebben een oeroude traditie hier op Bali, maar het is niet belangrijk welke godsdienst jij hebt, wel wie je bent als mens. Ik laat mijn vragen voor wat ze zijn. We kijken mekaar eerlijk en diep in de ogen en nemen afscheid.
We snorren verder met de motorfiets, en nemen een afkorting, recht naar de noordelijke kust. De weg is heel smal en de natuur is overweldigend mooi. In elk dorp moeten we de weg vragen. Het bulkt er van de jongeren die oh zo graag een praatje willen maken. De noordkust is veel droger, het landschap is bezaaid met lavastenen. De azuurblauwe zee is nooit veraf. We draaien oostwaarts, het landschap wordt weer vriendelijker: adembenemende rijstterrassen, verscholen onder cocosbomen. Bananebomen groeien als onkruid.
De tocht is lang, en we vallen van de ene verwondering in de andere, zodat we… de ganse dag vergaten te eten en te drinken.
We zijn net vòòr het donker terug in Padangbai. We willen zo graag bellen naar het ziekenhuis, maar het kan niet: internet is volledig uitgevallen. Moeilijk bij neer te leggen met je westers verstand. Op de volgende eilanden zal de verbinding nog twijfelachtiger zijn. Wie weet.

18 januari ‘06

Padangbai – Lembar(Lombok) – Mataram – Labuhan – Poto Tano(Sumbawa)….
We nemen de veerboot van 6h naar Lombok. Normaal 3 uur, maar we doen er méér dan 4 uur over.
De overtocht is mooi en rustgevend. Terwijl de zon opkomt krijg je een schitterend beeld van het vulkanische Bali. Vanop zee merk je hoe indrukwekkend de grootste vulkaan is, en waarom hij hier heilig genoemd wordt. Lombok wordt ook gedomineerd door een imense nog aktieve vulkaan. Je merkt direct dat het eiland veel méér verlaten is dan Bali. Prachtige, maar verlaten stranden, palmbomen, bananebomen… Vissers werpen hun netten uit voor de kust. Ze gebruiken een soort katamaran: een smalle boot met twee bamboestokken rustend op het water, voor het evenwicht. De tijd heeft hier stilgestaan…
Geologisch en biologisch zijn we in een andere wereld terechtgekomen: Bali behoort tot de Aziatische plaat, terwijl je vanaf Lombok op de Australische continentale plaat toegekomen bent. Tussen de twee eilanden heb je diepzee, ondanks de kleine afstand!
We lopen de natuurlijke haven van Lembar binnen, en worden direct bestookt met allerlei voorstellen: waar willen jullie naartoe??? We zijn al wat gewoon, en bargainen rustig ons ticket af, rechtstreeks naar Sape, aan de andere kant van het volgende eiland Sumbawa : 250 000 (22€) Rp.De chauffeur beklaagt het zich , en zegt de tweede veerboot niet meegerekend te hebben, maar we houden voet bij stuk.
Na een half uur zijn we in Mataram, zo’n beetje de hoofdstad van Lombok. Een uur rust. Daar worden we voortdurend bestookt. Een man van de maatschappij komt ons vertellen dat we nog niet betaald hebben voor de bagage, en eist extra. We gaan er niet op in. We betalen wel, na goed bargainen extra voor een snellere boot tussen Sumbawa en Flores: 4 uur ipv 9 uur: 50 000 Rps/pers.(4,5€)
Een vriendelijke jongen toont ons de weg in het grote busstation, op zoek naar ATM. We vragen de prijs van de bus na, en is er wel een snelle boot?? Ja,ja, je hebt een goede prijs betaald voor de snelboot. We nodigen hem uit een bord rijst mee te eten, hij vertelt ons vooral voorzichtig te zijn en goed op onze spullen te letten op de verdere eilanden... Hij is visser en parelduiker.(hier begin ik al de inleiding op verkoop te vermoeden) En ja, daar zijn ze, de plastieken parels. Maakt zich goed kwaad als we niet willen kopen. ‘Ik hielp jullie, waarom helpen jullie mìj nu niet??’ Met een nogal onzalig gevoel vertrekken we.
Lombok is niet wat je zou zeggen een andere wereld, maar een vervolg van Bali: aan de noordkant een reusachtige vulkaan, aan de zuidkant prachtige verlaten stranden. Ertussen rijst, rijst…Na 2 uur doemt de oostferry op: Labuhan.
De afstand tussen Lombok en Sumbawa is maar 1,5 uur. De bus gaat mee.
Sumbawa is véél groter. 12 uur om tot aan de andere kant te raken, waar je dan weer de boot neemt naar Flores. Zo kom je eiland na eiland dichter bij Australië. Je komt hier in een andere wereld terecht. Ruikt dit naar Australië? Woeste vulkanen, een prachtige, superruige kust. Vissersdorpen wisselen mekaar af met mangrovebossen, op veel plaatsen opnieuw aangeplant als bescherming tegen een nieuwe tsunami. Je hart jubelt bij al dat schoons!!
Intussen is de bus ook heel interessant. Deze lijnbus komt van Jakarta, en zit nokvol. Méér mensen dan zitplaatsen! Tussen die krioelende Indonesiërs twee blanken: wij. We vermoeden dat heel wat mensen terugkomen naar hun eiland omdat ze werken op Java, misschien wel in Jakarta. We horen het al vanop Bali: er is geen werk…
We stoppen voor een avondmaal, inbegrepen in de busprijs. Heel gezellig, maar we komen niet tot een gesprek. Veel mensen lijken ons nogal gesloten.
Jammer genoeg wordt het langzaam donker. Ik blijf buiten kijken, want je ziet ook wat in het donker als je de dorpen passeert. Toerisme moet hier nog uitgevonden worden. Boven ons hoofd kijkt de boogschutter toe…
Na een tijd val je toch in slaap, zelfs op een hobbelige, bochtige weg, in een nauwe zitplaats…

19 januari ‘06

….Sape – Labuan Bajo(Flores)
Om 3 h in de nacht worden we gedropt in het busstation van Bima. We slapen verder in de minibus, die ons twee uur later naar de ferry brengt.
We ontmoeten weer iemand die ons vewittigt voorzichtig te zijn. Nee, er is géén snelle boot. Hij is al 2 jaar afgeschaft! We zijn dus bedrogen. Het gaat hem maar over 9 €, maar je hebt er zo’n onzalig gevoel bij, en voor hen is het een pak geld. Ook de ‘parelduiker’ heeft meegelogen, je wordt er triest bij. Wie kun je hier vertouwen?? Kunnen we deze man wel vertrouwen?
Intussen heeft de busbegeleider ons ticket. Ik krijg het niet terug, en vrees dat we de boot nog eens mogen betalen. We komen bij de ferry. Weer hetzelfde verhaal. Nee, de snelboot is er niet, maar onze ‘vriendelijke helper’ loodst ons binnen in de wachtzaal van de ferry. Als je hier wacht komt je ticket wel…De ‘wachtzaal’ is een kleine eetgelegenheid, waar we een koffie bestellen en ontbijten. Véél duurder dan naast de deur…, maar het ticket komt.
We zien 2 Nederlanders die toekomen met een andere bus: zij betaalden voor de bagage, maar lieten zich niet foppen aan de snelle ferry. Hun ticket is een stuk duurder dan dat van ons. Een Ier zegt niet hoeveel hij betaalde, maar alle maaltijden waren inbegrepen. Niets van. Enkel het avondmaal, zoals bij ons. Je moet hier extra op je hoede zijn.
Een ganse dag ferry is lang, maar je krijgt een prachtig beeld van wat een vulkanische eilandketen is. Aan de rechterzijde zien we enkele grote eilanden zoals Komodo en Rinca, en duizenden kleine eilanden: gewoon een kleine of grotere top van een vulkaan boven de zee, weelderig begroeid met tropisch regenwoud en omzoomd met schitterende witte stranden…
Tussen de eilandhopping door proberen we wat slaap in te halen op de bloedhete boot.
Om 16h leggen we aan in Lubuanbajo. We hebben pech. Er is hier een regeringscongres, alle hotelkamers zijn bezet. Na een uur vinden we toch een stulpje, maar het is te laat om ons ticket naar Kupang te boeken. Dit wordt nu wel uiterst dringend. Marcel, een jonge visser wil ons met de boot voeren naar Rinca, om Komodovaranen te bekijken, en we hebben daar wel oren naar, maar we willen morgen éérst ons transport in Kupang regelen.
De zonsondergang hier boven de vissershaven is één van de mooiste die we in ons leven konden bewonderen. De lucht is bloedrood en zet alle vulkaanpieken die boven het zeewater uitsteken in een roze gloed. Het azuurblauwe water doet de rest. Vissersbootjes varen af en aan, vis ligt te drogen… Is er nòg een mooiere plaats op de aarde? Alleen al voor dit unieke moment is Indonesië de moeite waard!

20 januari ‘06

Labuan Bajo(Flores) – Ruteng
Marcel helpt ons verder. Wel met de bedoeling met ons naar Rinca te varen, maar hij lijkt ons ten minste eerlijk.
Hij telefoneert naar meerdere luchtvaartmaatschappijen in het Indonesisch, en reserveert ons ticket tussen Kupang en Darwin voor dinsdag. Dan naar een ernstig reisagentschap. Het is onmogelijk met bus en boot vòòr dinsdag in Kupang te raken waar onze vlucht naar Australië vertrekt. De volgende vlucht is pas op zaterdag. Véél te laat, want dan hebben we maar 10 dagen over in Australië! We kunnen morgen een korte vliegverbinding maken tussen Ruteng en Kupang. Dit wil zeggen dat we vandaag nog de 4 uur bus moeten nemen naar Ruteng. Geen tocht naar Rinca dus. Tot grote teleurstelling van Marcel.
En eerlijk is eerlijk. Zonder hem waren we niet in staat de informatie te vinden. Ik geef hem een fooi voor de moeite, die hij eerst niet wil aanvaarden. Er zijn hier dus ook eerlijke en vriendelijke mensen.
De bustocht van 4 uur wordt er 6. As usual. Niet door het drukke verkeer, nee. Jantje wordt dààr afgehaald, pietje wat verder. Bagage opgeladen. Twee varkens knorren op het bagagerek, en tussen mijn voeten fladdert een kip. De mensen stralen rust en vriendelijkheid uit. Ook in de dorpen: lachende, vriendelijke mensen. Het landschap is sprookjesachtig. Niet te beschrijven. We volgen een bergbaan, dwars door het tropisch regenwoud. Op en neer, draaien en keren…We zijn al veel te laat, maar iedereen wordt weer aan zijn deurtje afgezet, met véle zakken bagage. Ook voor een praatje is tijd. Altijd moet je er weer aan wennen dat mensen hier met de tijd anders omgaan! En daardoor héb je ook tijd…Raar maar waar.
In de dorpen merk je voor het eerst sinds Europa weer kerken. Flores is reeds in de jaren 1500 gekoloniseerd door de Portugezen. 85% is hier Katholiek. De Europees Katholieke voornamen(zoals Marcel) zijn verrassend hier, maar een stuk makkelijker te onthouden voor ons!
Op de kamer zien we dat het zijzakje van één van de rugzakken open geweest is. Er is niets weg, maar we zijn weer verwittigd: bijzonder opletten hier!

21 januari ‘06

Ruteng – Kupang(Timor) – Zoe
Een uurtje vliegen vervangt twee dagen bus en boot. Spijtig, maar een noodzaak.
Op de luchthaven raken we aan de praat met een handelsvertegenwoordiger. Een clevere jongen, uit Sumatra. Julius heeft zichzelf Engels geleerd door het lezen van boeken. Wanneer hij het kan betalen wil hij beter Engels en ook andere talen studeren. We leggen uit hoe de financiering van studies en ons sociaal zekerheidssysteem in Europa werkt, gekoppeld aan belastingen afhankelijk van je inkomen. Hij heeft dit nog nooit gehoord, maar vindt het een fantastisch systeem. Hij kan er maar van dromen. Vele andere onderwerpen komen aan bod w. o. de oorlog in Irak en Afghanistan. Het is ons eerste ernstige gesprek hier in Indonesië, en het doet deugd!
Julius woont voor twee jaar in Kupang, om het sigarettenmerk dat hij vertegenwoordigt op Timor te promoten, en kent de stad op zijn duimpje. No problem, man! Hij voert ons prompt naar Merpati, waar we ons ticket naar Darwin confirmeren en betalen. Het is OK. Dinsdag vliegen we. Australië is nog geen twee uur ver. De prijs valt ook mee: 110 €/pers.
We hebben op het meest zuidelijk eiland van Azië, nog een dag extra. Hop, weer de bus op naar het bergdorpje Zoe. Het binneland van Timor is liefelijk mooi. Hier geen toerisme. Iedereen gaapt ons aan, en zwaait uit alle macht.
Prachtige mensen. Terwijl we de eilanden doorreisden kon je het mensentype langzaam zien veranderen: Aziatisch in Java, naar het negroïde type (zoals de Aboriginals), hier in Timor.
We komen in de namiddag toe in Zoe, na twee platte banden. De liefelijkheid van de natuur weerspiegelt zich in de mensen. Iedereen zwaait, roept ‘hello’…
We zijn hier werkelijk een bezienswaardigheid! Ook heel kleine kinderen stoppen met drinken uit de papfles: hun mondje valt open. Welke rare mensen zijn dìt, met hun bleekscheetachtige huid en blauwe ogen? Jongeren passeren speciaal op hun moto. Algauw hebben we een bende kinderen achter ons aan. Maar…nooit gebedel.
Eindelijk kunnen we op internet. Er is weinig nieuws, maar ook geen alarmerende berichten. Dinsdag kunnen we vast bellen naar het ziekenhuis, uit Darwin.

22 januari ’07

Zoe – Kupang
Omdat er hier nagenoeg geen toerisme is krijgen we het niet voor mekaar een motorfiets te huren. Geen nood. Ik houd iemand tegen op de straat: 30 000 Rps voor je motorfiets? Om 13h zijn we terug.
Hij heeft er oren naar, maar ik kan geen weg met de koppeling. Iemand anders stopt. Even een snelcursus vitessen schakelen op de brommer. De kracht van het ding is zò groot, dat ik bij het oefenen bijna onder een minibus beland! Hum. Spanning weer verzekerd vandaag. Na wat oefenen gaat het schakelen vlottter. Genoeg om te vertrekken. Eerst naar telekom. Ja, de vlucht naar Darwin gaat morgen door. Om 11h op de luchthaven chek in.
Een mail van Roeland vertelt ons dat oma thuis is. Oef. Morgen proberen we te bellen uit Darwin. Linus en Nele hebben de sleutel van hun nieuw huis. Elke en Roeland helpen het papier aftrekken. Wat leuk, die alledaagse dingen. Hoe mooi het hier ook is, je mist ze…
We rijden verder de bergen in, kriskras via kleine wegen. Adembenemend mooi. Wellicht is het aardsparadijs hier?!? De natuur is droger dan op Flores, maar zò liefelijk…Toch is het niet vooral dat wat je in vervoering brengt. Het is de mens, hierop Timor. Die rustige vriendelijkheid… Mensen roepen en zwaaien ons na, in elk dorp. Er komen twee jongeren naast ons rijden:
-Welkom op Timoreiland.
-Mogen we het nummer van je mobiel hebben?
-We hebben geen mobiel, maar wel een emailadres
-We geven dan wel òns nummer, en proberen wel eens email…
De meeste huizen in een dorp stellen niets voor. Klein, uit hout opgetrokken, en een strooien dak erop. Mensen bezitten heel weinig, maar stràlen, zoals ik dit nooit voordien heb gezien…
Hier in de bergen hebben mensen bijna niets aziatisch meer. Je waant je in Afrika, of Aboriginalland. En maar lachen en praten…
Ze mensen leren ons: no sorrow, men! The sun is always shining even when it’s cloudy. Enjoy life my friend!
Een stoel? Niet nodig. Mensen zitten op hun hurken te keuvelen, zitten in groepjes op het wegdek. Hebben tijd, tijd, tijd… Ze léven, léven, léven!
Truganini, ik ben beschaamd en diep bedroefd om wat er met je volk gebeurde, maar jullie zijn niet uitgeroeid! In de lach, de manier van leven, de genen van deze mensen, leef ook jìj verder! Aboriginals in de moderne tijd.
Om 14h zitten we op de nokvolle zweetbus, terug naar Kupang. We genieten verder van de aanwezigheid van dit unieke volk tijdens de 4 uur durende rit.
In Kupang is het bloedheet, en omdat de kamer in Zoe zò basic was dat we ons niet eens deftig konden wassen, nemen we een betere kamer met aircon. Het doet deugd.
Kupang is leuk om rond te slenteren. Mensen hebben hier nog niet geleerd geld te verdienen aan het toerisme, en willen gewoon met je praten. Timor is ons laatste Indonesisch eiland, het is de kroon op het werk!

23 januari ’07

Kupang(Timor) – Darwin(Australia)
Een dik uur vliegen of slechts enkele honderden kilometers zee scheiden ons van Australië. Met spijt in het hart verlaten we vandaag Indonesië. Makkelijk is het niet geweest. Door de enorme afstand, eiland na eiland. Maar ook door de mensen. Van Java tot Flores: op bepaalde momenten wist je niet meer wie je nu eigenlijk nog kon vertouwen. En dat is lastig.
Maar het is méér dan de moeite waard geweest. De natuur heeft zich voor onze ogen ontplooid in al zijn heerlijkheid: vulkanische eilanden in een tropisch blauwe oceaan. Maar vooral die prachtige mens. Hij swingt van het Aziatische type op Java, naar het Aboriginal type, hier op Timor. Het is een dans, een dans van de mensheid. Dank je wel, lieve eilandbewoners voor deze dans! Wellicht komen we hier nooit weer. We houden jullie vast in ons hart…
Een rustige voormiddag. Nog wat fotootjes nemen in het schilderachtige Kupang. Toch ook weer iets té rustig,want we arriveren eigenlijk een kwartiertje te laat, om 11.15h. Nu, op een kleine luchthaven wordt alles snel afgehandeld, want er zijn maar enkele vluchten per dag. Darwin: gate open and check in.
De beambte scant ons paspoort in, controleert, en controleert nog eens…
-Ik vind je visum voor Australië niet terug in je paspoort.
-Dat klopt. Het is een paspoort van de Europese Unie. Er is een verdrag met Australië waardoor we het visum kunnen krijgen op de luchthaven van Darwin.
-Ja, maar je moet het vooraf elektronisch aangevraagd hebben!
-Wablief??
-Sorry, jullie kunnen dus niet mee met de vlucht!
-Dit kan toch niet?? We verliezen ons ticket, en de volgende vlucht is pas zaterdag.
-Toch is het zo. We kunnen je niet toelaten, maar er is nog één mogelijkheid. Ga terug naar de stad, en vraag je twee visa elektronisch aan op internet.
-Maar, dat is 15 km ver! In één uur is dit onmogelijk!
-Het is de enige oplossing, want op de luchthaven hebben we geen internetverbinding. Ik zoek het emailadres op van de Australische ambassade, en roep een betrouwbaar taxichauffeur.
-OK, er zit niets anders op.
Christine blijft op de luchthaven, terwijl ik de taxichauffeur aanvuur zo snel mogelijk te rijden. Na 20 minuten staan we aan een internetcafé. Eerst de ‘homepage’ van de ambassade. 5 min. Daarna kies je ‘visa’. 5min. Daarna ‘aanvraag’. 5min. Daarna ‘elektronische aanvraag’. 5min. Eindelijk het in te vullen formulier. Wil maar niet openen. 5min. 10 min….
Rood, bezweet en trillend op mijn benen naar de balie:
-Kunnen de andere klanten voor enkele minuten internet afsluiten, want ik krijg het niet voor mekaar!
-Nee, dat doen we niet…
Ik vraag de taxichauffeur me naar een ander internetcafé te voeren, en betaal niet voor de tergend slechte verbinding.
We razen naar telecom. Nee, hier geen internet, maar ga naar…
Intussen tikt de klok. Het is 12.45h. Om 13h is de deadline. Onmogelijk nog te halen, maar ik leg me er niet bij neer. Hier is alles mogelijk, en ze weten dat ik nog moet komen. Kleine kans, maar wie weet?
Nieuw internetcafé. De verbinding is goed. Ik ben zò zenuwachtig, mijn vingers kunnen bijna de nummers en de namen niet intikken. De chauffeur en de internetman helpen me. We zitten met drie tegelijk op het klavier. Het internetcafé staat in rep en roer maar het werkt. In 10 min. is het elektronisch visum klaar. Ik neem het referentienummer op, en laat de taxichauffeur betalen, want ik heb geen roepiahs meer!
We racen naar de luchthaven. De tijd tikt verder. 13h. File. 13.05h. Rood licht. De chauffeur rijdt erdoor. 13.10h. We passeren het laatste rond punt vòòr de luchthaven. Ik geef de chauffeur 20 USD voor alle kosten(rijdt plots nòg sneller), en storm om 13.15h de luchthavenhall binnen. Darwin: closed! Nééé, te lààt…
Christine stormt naar me toe: ‘Ze wachten op ons!’
In 1 min zijn we ingecheckt. Ik vind mijn uitreisformulier voor indonesië niet meer…De beambte wil het regelen tegen wat smeergeld. Ik weiger! Plots vindt Christine hem toch…
We stormen als laatsten naar het kleine tweemotorig vliegtuigje. Trap op, deur dicht, bam! Start the engines. Australia, here we come…!

dinsdag, januari 16, 2007

8 januari ’07

Brugge – Singapore
Het is hier bijna middernacht, maar met je lijf sta je nog op Europees uur. De Chinese omroep in Singapore zorgt ervoor dat we ons een beetje thuis voelen. Het is nodig, want het afscheid was hartverscheurend. Ja, je slaapt weer op een muffe hotelkamer in plaats van in je eigen bed. Ja, je mist iedereen. En ja, er was geen tijd om ook maar iets te doen in die twee weken. Nee, mijn rugzak is niet genaaid, nee, we namen geen vliegticketten, nee, we belden die en die niet op. We hadden geen tijd om onze weblog aan te vullen, en Christine stapt weer met dezelfde ongewassen broek. We hebben het vergeten (wasmachientjes draaien, lalala…) De reisgidsen voor Australië en Indonesië zijn teruggebracht naar de bib en de wegwijzer, we deden ze niet open. Ook onze fietsen zitten nog in de dozen van Chinapost. Zijn ze in orde? Zorgen voor later.
Een directe zorg is de rugzak van Christine. Niet toegekomen hier in Singapore.
Geen probleem, de Chinese radio maakt het hart lichter.
Wat hebben we dan wel gedaan in die twee weken??? Ik weet het niet. In België geleefd. Het mooie België. Gefeest, gepraat, gegeten, gedronken, gemountainbiked, geslapen in ons eigen bed, spelletjes gespeeld met onze kinderen… zoals je dat enkel thuis kunt doen.
Als ik afscheid neem van mijn ouders, ween ik als een kind. Als ik mijn huis zie verdwijnen, heb ik het gevoel het voor het laatst te zien. De kinderen weer achterlaten voor een half jaar.
En dan verdwijnt België onder ons… De tranen lopen me langs de wangen. Komen we wel terug?
Door de vele emoties zit slapen er niet in op de vlieger, maar geen nood, 2h Belgisch uur komt de zon al op boven de Himalaya. We zien de Karakorum Highway in de sneeuw liggen. Vijf maand geleden waren we hier aan het zwoegen met de fiets. Daarna zien we Islamabad. Er is een dringende mail van Amir Ali, die geslaagd is voor zijn ingangsexamen aan de univ van Islamabad: Wanneer zend je eens een foto van je gezin? Nee, ook dat hebben we in die 14 dagen niet gedaan…We vliegen de Punjab over. Zo mooi en rustig uit de lucht. Maar niet over land. Vele beelden komen als een film in je geest…
In de verte zien we de besneeuwde toppen van de Himalaya. Onder ons ligt Varanasi. Hoe zou het met Hira en zijn gezin zijn? Hij staat op dit moment op, om met zijn Riksja te rijden…
Calcutta ligt in de ochtendzon tussen machtige rivierarmen.
Aan méér dan 1000 km/h verder…
Bangla Desh is een geschenk van de Himalaya en zijn deltarivieren…De lagunes blinken in de zon. Wat is de wereld toch mooi. Maar wat is er toch ook miserie daar diep beneden. Je bent niet meer detzelfde omdat je het allemaal hebt gezien. Je weet wat een drukte het daar beneden is.
De GPS geeft aan dat we precies op 11 km hoogte vliegen. Het is buiten -52°C. Bitter koud. Beneden ons is er niet alleen tropische warmte, maar vooral menselijke warmte. Ook het schiereiland van Myanmar is indrukwekkend. Een lagunekust bezet met tropisch oerwoud. Dit land bezochten we niet. Hoe leven mensen dààr, onder de militaire dictatuur? Er is hier draadloos internet. We telefoneren naar huis…
De Chinese zanger op de radio is zalf voor de ziel. Nee, de kamer is niet meer muf, en ja, zo’n bord rijst is ongelofelijk lekker. Het is hier mooi, warm, ook warme mensen…
We komen een beetje thuis. Thuis in dit deel van de wereld. Je hebt het nodig om het afscheid te boven te komen.
We verstaan geen woord van wat er gezongen wordt, maar dat is ook niet nodig. Het gaat recht naar het hart. Hebben we dit niet al zo vaak meegemaakt? De Turkse familie aan het Vanmeer, de Vissersfamilie in Silifke. Singaporese radio, nu. Een hartcontact zonder taal. Daar reis je toch voor? Om te ontdekken dat mensen dat hart hebben, via een blik, muziek, gewone vriendelijkheid. Ja, we zijn allemaal dezelfden. We lachen op dezelfde manier, en… we wenen op dezelfde manier. Lachen en wenen…, enkel mensen kunnen het.

9 januari ’07

Singapore – Batam(Indonesia)
Happy birthday to you, happy birthday to you…Christine is vandaag 51. Weer zo oud als ik.
De nostalgie zit ons nog een beetje rond het hart, maar veel tijd om stil te staan is er niet. We nemen de metro naar de veerboot met bestemming Batam.
In 10 min zijn we ingecheckt. Stempel in paspoort: de zee tussen Singapore en Indonesië is niemandsland. De zee is woelig en het regent: moesson! Maar toch geestig zo’n boottocht tussen mamoettankers en reuzecontainerschepen, vlak vòòr het grootste industrieel complex van Azië. De zee hier ligt bezaaid met kleine eilandjes. Op één ervan wordt expeditie Robinson voor VTM opgenomen. Dus niet zo afgelegen als je wel zou denken op TV.
Het visum en de grensformaliteiten voor Indonesië zijn in een kwartier geregeld.
Batam is één winkelcentrum voor de Singaporezen. Weinig te beleven dus.
Op straat wordt voortdurend aan onze mouw getrokken om vanalles te kopen. We vragen een man of er hier een eetgelegenheid is? Oh ja, natuurlijk. Eerst wil hij ons persé met de taxi voeren. Daarna persé naar restaurant Lavendel. (wellicht één of ander duur ding waar hij een commissie opstrijkt) Onderweg zien we een leuk straatrestaurantje met seafood. Dit is OK voor ons. Maar niet voor hem. Eerst wil hij meeëten ( stel je voor, ik wil een gezellige tête à tête op Christine’s verjaardag!) daarna zet hij zich bij om betaald te worden voor zijn diensten…En nee, hij geeft niet af als ik dreig de baas te roepen. Tot ik het doe. Ook kinderen komen aan onze tafel bedelen. Ze zien er meer dan behoorlijk gevoed uit. Nee, je mag niets geven, maar je denkt aan de parabel van de rijke vrek(=wij). We zijn hier op dit eiland wellicht de enige blanken, en blank = rijk. Ook dit moet je weer gewoon worden. Alleen, het is zo vermoeiend in ’t begin.
Ik trakteer Christine natuurlijk eens extra. We zitten hier tussen de gewone Batamnezen, het eten is superlekker en veel.(het is ook onze eerste maaltijd vandaag, dus smaakt het extra!) We drinken er een heineken bij. (de Hollanders zijn hier nog niet helemaal weg) Het is gezellig, maar een beetje weemoedig denk ik dat de geschenkjes van de kinderen in de rugzak van Christine zitten. Nog steeds spoorloos.
We komen vroeg op onze kamer om alvast onze vermoeidheid weg te slapen. Nee, we hebben duidelijk nog niet het nieuwe reisritme in onze botten…

10 januari ’07

Batam – Jakarta
We vinden die verhalen van een jetlack nogal belachelijk, maar toch hebben we beiden slecht geslapen. Om 1h klaarwakker, een boekje gelezen tot 3h. Om 7h gewekt en nog doodmoe. Het is nu middernacht in België…
In de luchthaven heeft het vliegtuig van air Asia 3 uur vertraging. Ik lees verder in een prachtig boek: ‘Begraaf me over de bergen’, door de jeugdschrijver Ed Franck. Het is geen jeugdboek, maar het schrijnende getuigenis van, de laatste Tasmaanse vrouw(Tasmanië is een eilandengroep net ten zuiden van Australië): Truganini vertelt het verhaal van hun ondergang op haar sterfbed. In één mensenleven zijn de Britten erin geslaagd dit unieke ras volledig uit te roeien. Een wijze vrouw, die onze beschaving op de korrel neemt en in vraag stelt. Iedereen zou het moeten gelezen hebben. Verplichte lectuur voor elke Vlaamsblokker. Blanken passen zich toch overal aan?? Wat een lulkoek. Indianen, Aboriginals, Tasmaniërs,… De lijst van uitgemoorde volkeren is eindeloos. Ook hier in Azië merk je dat onze Westerse manier van leven als een pletwals over dit continent raast. Ontwikkeling zeggen we daartegen(ook ik). Welkom in club van de ‘Homo Economensis consumalis’ of oprotten. Andere volkeren, zoals we die tegenkwamen in Taman Negra, Maleisia, zijn gedoemd om te verdwijnen, tenzij ze economisch nut hebben. Een eindeloos triest verhaal, sinds de Spanjaarden in Amerika landden.
Truganini dompelt je onder in een prachtige manier van voelen en denken, volledig in harmonie met de natuur. Haar oordeel is genadeloos: ‘tegen zo’n manier van denken kunnen we niets beginnen, maar ooit braakt de heilige aarde jullie terug uit…’
Na een uurtje vliegen zijn we in Jakarta. Een megastad van 10 miljoen inwoners, aan zee. Eerst proberen we informatie in te winnen over de rugzak van Christine: ja, hij komt vanavond om 22h toe. Te laat dus, om af te halen. Morgen terug met de bus, dus…
Met de airportbus rijden we Jakarta binnen. We waren het vergeten na 2 weken België: wat een boel! Van een verkeersindigestie gesproken. Overal vuil. En mensen, mensen…Overvol.
Maar, iets sprankelends. Je hebt het thuis niet. Léven, léven, léven. We maken ons niet druk over een detail. Er wordt op sraat geleefd. Als het sneller gaat rijdt de bus weer als spookrijder(why not?), je ziet constant bijna-ongevallen, oorverdovend getoeter…alles met de glimlach: wìj, wij leven graag. Welcome to Asia!!

11 januari ’07

Jakarta
We kunnen niet alles in Jakarta bezoeken op één dag, en maken een keuze: de oude havenwijk. Er is hier geen metro, en daarom nemen we de ‘economy-train’. Wat wil zeggen: bijna gratis, overvol, vuil, maar écht. Zo’n rit mag je niet missen! Men wil je alles verkopen, bedelaars passeren, kruipen tussen je voeten, het lawaai is niet te harden. Deuren worden nooit gesloten. Té heet , en zo’n ongelofelijk miernnest. Wellicht valt regelmatig iemand uit die trein?
Centraal Jakarta is…met gans België in Brugge samenwonen. Ik kan het chaotische hier onmogelijk beschrijven. De vele kanalen naar zee zijn open riolen. Mensen wonen in krotten aan de rand van dit stinkende water. Overal drijft vuil: plastiek zakken, briks,..De mensenmassa, het verkeer.Hoe kun je hier leven?? Ooit braakt de aarde jullie terug uit… Ik denk aan Triganini.
En toch. Onder de brug, net naast de smerigheid zit een jongeman zich te wassen. Je kunt het via een spleet in het wegdek net zien. Hij zal kraaknet uit dit krot komen. Mensen op straat hebben een rustige, vriendelijke blik… Hoe doen ze het? Waar halen velen hier die veerkracht?
Er zijn hier geen toeristen. Een groepje scholieren is heel tevreden ons te kunnen interviewen. Een opdracht voor de leraar Engels. Ook een foto is erbij. Contact hebben met die leeftijd maakt altijd weer iets in me los: den olva!
De oude visserswijk is nog chaotischer. Het water stinkt als de pest. Vuil is overal. Mensen gapen ons aan, kijken naar de bleke kleur van onze ogen. Kinderen lopen ons na. Hélemaal op ons gemak zijn we niet. Maar weer hetzelfde: die ongelofelijke levenskracht in elke blik. Vuur in de ogen. Vriendelijkheid: mister, mister…Ook éénmaal roept een kleine ‘mister Bean’ naar me…!Wellicht is die bekender dan de paus.
We lopen terug naar het station, en komen weer een groepje scholieren tegen met een bijna wanhopige blik: we hebben nog geen toerist tegengekomen om te intervieuwen… We antwoorden met veel binnenpretjes weer geduldig op alle vragen. Ook fotootje. Wat zullen ze plezier hebben als beide groepen in de Engelse les zien dat ze hetzelfde interview hebben!
We rijden terug met de overvolle, verhitte trein. Vier kinderen maken muziek in ons coupé( hum, hum, beter woord is laadbak met handgrepen aan ’t plafond)en zingen hun ziel uit het lijf. Het is prachtig en stijgt recht naar het hart. Deze chicos zijn voor gitaar en drumstel gemaakt. De wagon is voor mij nu mooier dan de concertzaal in Kuala Lumpur…De mensen hebben een ongelofelijke warmte in zich, die zich op je overzet. Je weet dat je dit in Europa een beetje mist.
We splitsen ons nu op. Christine gaat haar bagage halen in de luchthaven, Ik ga naar het kantoor van Thaï Air, omdat we ons open ticket van Bangkok naar Varanasi nog moeten vastleggen op 7 februari. Dat is geen probleem, want de lijn is niet erg druk. Ik overhandig de tickets op het kantoor.
-Wil je onze retourvlucht vastleggen op 7 februari?
-(na nogal lang computeren)We hebben een probleem
-Oh ja?
-Op 7/2 is het vliegtuig vol
-Wablief, hoe kan dat nu?
-Er is een Bouddhistisch feest in Varanasi, het zit vol met pelgrims.
-’T is nie waar hé
-Wanneer is het volgende vliegtuig?
-Op 10/2
-OK, dan nemen we een tweede optie, want we komen maar op 5/2 uit Australië terug.
-Dit gaat niet, je ticket is dan verlopen.
-We hebben dus een serieus probleem.
-Ik zet je als nummer één en twee op de reserveplaatsen
Het wordt dus bang afwachten hoe we dit zullen oplossen. En hopen dat twee pelgrims zich bekeren.
Christine arriveert met haar rugzak… én de cadeautjes van de kinderen. We worden er week van. Nee, de nostalgie is nog niet helemaal over.

12 januari ’07

Jakarta – Jogjakarta – Borobudur
Zo’n Aziatishe megastad met de trein buitenrijden is altijd deprimerend. Ook bij ons zie je met de tein niet de meest fraaie huizen langs het spoor. Maar het zijn nog huizen. Hier is het altijd warm, en is een stuk golfplaat genoeg. De krotten staan soms op minder dan een meter van het spoor. Daar zit je dan in een knusse zetel op de ‘exclusif train’. Wel een drie kwartier zie je vanop de trein hoe het leven zich hier afspeelt. De armoede. De hopen vuil. Stank, rioolwater. Om moedeloos van te worden. Ooit spuwt de aarde jullie uit…Met lede ogen zie je de slachtoffers van ons economisch systeem.
En dan. Tussen de krotten een voetbalveldje met spelende kinderen. Daar komt die jongeman van gisteren kraaknet over een wegeltje uit zijn krot gelopen: Ik heb niets, maar ik heb alles. Mensen wuiven, lachen. Uit België? Dit is het land van Gererts. En van Eddy Merkx. Mijn grootvader heeft een zwartwitfoto van hem.
Moeilijk te begrijpen waarom in een prachtig georganiseerde maatschappij als de onze in België mensen minder gelukkig schijnen dan hier. Misschien iets té geoganiseerd. Hier gebeurt elke dag iets onverwachts. Je moet vechten om te leven. In zo’n wijk ben je nooit eenzaam?
Een Nederlands Antropoloog heeft een gesprek met het stamhoofd in een vissersdorp op Sumatra. Hij merkt dat sommige mannen heel goed een kano kunnen bouwen, anderen brengen er weinig van terecht. Toch maakt iedereen zijn eigen boot, kweekt zijn eigen varkentje…
-Als je een minder goede boot hebt, kun je dan minder vis vangen.
-Ja, dat is zo.
-Maar de ene man kan beter een boot bouwen dan de andere. Waarom bouwen bepaalde mannen dan niet alle boten, en dan kun je een boot ruilen voor twee varkens of zo. Iedereen heeft dan een goede boot. En ook vlees.
-Nee, we willen zò niet leven, dat zou veel te eentonig zijn. Bovendien delen we al onze vis.
Nee, we willen armoede niet goed praten. Mensen hier kijken op naar òns leven. Het verschil tussen arm en rijk is schandelijk. Niemand op onze prachtige planeet zou mogen leven in omstandigheden zoals ze hier nu aan je voorbij glijden. Maar wìj zijn zò materieel geconditioneerd dat we de diepe kracht van veel van die mensen gewoon niet zien. Ze zijn arm. Punt. Dus ongelukkig. Dit is onze grootste verwondering: De mensheid is er véél beter aan toe dan we dachten vòòr onze reis.
Als we de voorsteden achter ons laten krijg je een beeld van het plattelandsleven op Java, zoals dat beschreven wordt in Multatuli. Rijst, rijst en nog eens rijst. In terrassen aangelegd. De eindeloze cyclus. Uitzaaien op wachtbed. Intussen met de os het land ploegen. Daarna onder water laten lopen en de plantjes in het water uitzetten. De oogst volgt enkele maanden later.
Mannen en vrouwen werken, onder hun kegelvormige hoeden, gebukt, in de brandende hitte.
Op de achtergrond machtige vulkanen. Rond de top zitten cirkelvormige wolken. Het is prachtig. We genieten met volle teugen van die 8 uur durende rit. Langzamerhand is dit prachtige land ons hart aan het veroveren…
In het busstation missen we net de laatse bus naar Borobudur. We nemen een andere lijnbus tot aan de bushalte op de hoofdweg. Met de ‘bijna – dood – ervaringen’ op de bus naar Borobudur zou ik in herhaling vallen. Wellicht is het ook weer zo’n elementje dat het leven hier steeds spannend maakt. Bloedstollend op het moment. Komisch achteraf.
Voor de laatste kilometers scheuren we in het donker achteraan op de moto.
We kiezen goed-komt-het-uit een kamer en bestellen rijst.
Twee locals komen bij ons zitten. Ze spelen gitaar en zingen heel mooi.Ondanks onze chronische vermoeidheid blijven we luisteren en praten. Zo’n momenten zorgen ervoor dat je je steeds meer gaat thuisvoelen, tot…bij het afscheid Johannes ons een gidsenbeurt voor de tempel wil verkopen. Niet leuk.

14 januari ’07

Borubudur – Yogyakarta
De Bouddhistische tempel van Borobudur wordt beschouwd als één van de allermooiste op aarde. We staan vroeg op om de hitte te trotseren, hier net ten zuiden van de evenaar.
Het is adembenemend. Het zwart lavagesteente contrasteert op een ongelofelijke manier met de staalblauwe lucht en het intens groen rond de tempel. Op de achtergrond kijken sprookjesachtige vulkanen toe, elk met hun kringwolkje. We genieten en genieten, ùren aan een stuk.
Tegen de middag zijn we met een nieuwe adembenemende busrit in Yogyakarta. Specialiteit van deze chauffeur: de volledige file op het andere rijvak voorbij steken, door het rood , en zich dan voor de eerste auto plaatsen. Keer op keer. Bij iedere licht. Niemand is verwonderd. Elk zijn specialiteit.
We zijn het ook weer helemaal gewoon geworden. Ja, na een week begint de reisroutine er echt weer in te komen. Het is gewoon zàlig in Indonesië!
We slenteren wat rond in het centrum van Yogya, ook weer Java op zijn best. Er wordt hier 24 uur geleefd: gegeten, verkocht... zoals dat enkel in Azië kan.
We laten ons oog vallen op twee miniatuurfietsen, man en vrouw. Echt mooi. En voor ons is een fiets niet enkel een gebruiksinstument. Door het vele werken aan fietsen heb ik er de ziel van leren kennen. Hm, op onze kast…
-How much rupiahs?
-300 000 each
-This is 600 000 for the two? Are you mad??
-(we lopen weg) Sir, sir,… how much is your price?
-100 000 for the two
-impossible, but I like you, and therefore I sell 300 000 for the two….But, don’t tell it to someone!
Zo spelen we het spel verder en eindigen op…150 000 rupiah voor de twee.
Toch nemen we ze niet mee, omdat we nog gans Indonesië en Australië door moeten…Jammer.
Terwijl we uitkijken voor een nieuw treinticket komen we een touroperater tegen. Hij biedt ons een ticket aan: met minibus naar de bromovulkaan, hotel en ontbijt, daarna bus en ferry naar Denpasar, hoofdstad van Bali. Na serieus bargainen (=een half uur spelen dat het je niet interesseert en liever met de trein reist) komen we uit op 250 000 rps. We kunnen dit niet goedkoper zelf organiseren, en beseffen dat we minstens een dag winnen. We besluiten het te nemen, vertrek om 9h, morgen.

15 januari ’07

Jogyakarta – Bromo – Denpasar (Bali)
We reizen in minibus, met twee Amerikanen uit San Francisco. Het zijn Joodse Russen, geëmigreerd in de jaren 80 onder Gorbachov.
Intellectueel een superknap man van rond de dertig. Wel sympathiek, maar zo onhandig en simpel. Ze komen overal te laat, wat dan weeer ergerlijk is voor ons, en twee oerangsten duiken op in de urenlange gesprekken: communisme en islam. Je kunt moeilijk redeneren met zo iemand als je ervan uitgaat dat alles in de VS het beste is, maar ik leg hem toch het vuur aan de schenen ivm Irak en Afghanistan. Ik probeer hem te laten twijfelen over zijn eigen maatschappij. Nogal moeilijk. Toch zijn Europeanen veel beter in het bargainen: wij reizen goedkoper. Dan toch iets waar anderen beter in zijn.
Aan de voet van de vulcano wil men ons een extra tour verkopen: om 4.00h met de jeep naar het hoogste punt op de buitenste krater voor de zonsopgang. Daarna naar de werkende Bromo zelf. Ik zeg hem dat ik wel wil onderhandelen voor een jeep voor ons vieren. Hij neemt toch het lot in eigen handen. De vraagprijs is 110 000, hij krijgt er 10 000 vanaf, is doodgelukkig en hapt toe. Niet de afspraak. Ik haak af. We zien wel boven, want eigenlijk willen we gewoon wandelen. Het komt ons over als een opgefokt gedoe. Intussen benadert de man me met een grotere discount, maar we wachten.
We rijden met blèrende minibus naar boven. Het is intussen 22.30h. Omdat we nu op 7° ZB zitten schittert de boogschutter fier boven ons hoofd. De poolster zit natuurlijk onder de horizon in het zuidelijk halfrond, maar we hopen morgenochtend de grote beer te zien, omdat dit sterrenbeeld dan hoger dan de poolster zit. We zien ook wel dat we zelf in het donker de weg niet gaan vinden. En natuurlijk worden we buiten nog eens aangesproken. OK ,75 000 rupiahs, but you must promis not to tell it to the Americans…

15 januari ‘07

Bromo – Denpasar – Padangbay
Het moet gezegd. De rit naar het hoogste kraterpunt is de moeite waard. Bij zonsopgang staan we op de buitenste krater, maar zien vòòr ons nog vier andere kleinere kraters uit de ochtendmist opdoemen, binnenin de krater waar we nu op staan. Twee ervan roken. Alles is omgeven met het sprookjesachtig rood licht van de opkomende zon… We genieten uren , en zien om het kwartier een eruptie boven de hoogste piek. Daarna naar Mr Bromo vulkaan itself. Zwaveldampen hangen rond de berg. We klimmen de kraterrand op en staan stokstijf. Ik trek mijn tshirt over mijn neus voor de zwaveldampen. Hoesten. Je ogen prikken. Maar wat je hier ziet is niet te beschrijven.
Je kunt tot op de bodem van de krater kijken. Daar is een reusachtig gat, waar met diep gebruis, en onder grote kracht zwaveldampen uitgebraakt worden. Ik hou me van schrik vast aan de rand van de krater. Er groeit niets, mijn handen zijn in zwavel. Zijn we hier in de hel?
We wandelen wel twee uur op de kraterrand, omdat je zo’n intense ervaringen moet kunnen laten doordringen. Je komt diep onder de indruk van de imense kracht, diep van binnen in onze aarde. We denken dat we de aarde kunnen temmen, maar hier zie je dat dit niet zo is. Je hebt het gevoel dat, indien ook nog maar een fractie van die kracht vrijkomt, we er allemaal geweest zijn. Ooit zal de aarde jullie uitspuwen…
De Amerikanen zijn weer een half uur te laat om naar beneden te rijden, maar hier scheiden onze wegen. Wij gaan in de minibus naar de ferry voor Bali.
We passeren nog een vulkaan, en worden een tocht aangeboden om die krater, met een smaragdblauw meertje en gele zwavelontginning op te rijden. Na wat bargainen moet je het niet meer laten voor het geld. We kunnen ook sneller reizen als we een vluchtje nemen van Bali naar Flores, ook nog binnen ons budget. We discussiëren er twee uur over, en besluiten het toch niet te doen. Het is altijd moeilijk iets voorbij te rijden, maar we hebben nu eenmaal niet gekozen om zo snel mogelijk van de ene toeristische bezienswaardigheid naar de andere te reizen. We willen met de mensen van terplaatse reizen, en zijn daar in een minibus zoals nu ver vanaf…
De chauffeur is wel iets minder vriendelijk als we de tocht niet nemen, zelfs voor zo’n lage prijs, dropt ons aan de ferry, en geeft ons geld om aan de overkant in Bali zelf ons ticket te nemen. Hum hum. Voor ons niet gelaten.
Ja, weer zo’n superhete, supervolle lijnbus. Op iedere hoek stoppen. Maar prachtig. Dit is reizen, leven. Nee, niets speciaals: moeders met kinderen, fiere vaders, een prachtig meisje met haar boorling in doeken gewikkeld. Een jongere kamt zijn gitzwarte haren en lonkt naar een meisje.
De busbegeleider is een filmrol waard. Hij roept wanneer de chauffeur moet stoppen, want een bel is er niet. Hij doet de deur open en dicht, en wijst je plaats aan met een stem méér dan een opera waard.
Daar stapt de marktkraamster op met de rest van de groenten en fruit. Een grote zak of tien. Natùùrlijk is er plaats, maar diep inademen kun je niet meer, want mijn ruzak,klemt nu op mijn borst. Die van Christine ligt op haar been waardoor hij lekkker slaapt. Zweetproduktie en na vier uur een zeer gat verzekerd. Zàlig toch?
In Denpasar nemen we direct de minibus naar Padangbay, en nemen een kamer aan zee. We eten nog een bord rijst. Het is intussen middernacht. We zijn doodop. Morgen moeten we een dagje tussen nemen en eens goed slapen, want met een slaapgemiddelde van 4 à 5 uur houd je het niet vol…