OPGELET! Je kunt reacties geven op wat we hier gepost hebben. Je vindt onderaan elk deeltje een stippellijn. Daar rechts boven staat er hoeveel reacties er reeds zijn. Als je klikt op die link kun je niet alleen reacties lezen, maar ook zelf reageren. Zeker doen!! Toch nog even dit: indien je reageert op onze website, kunnen we je niet terug antwoorden. Schrijf dus liever op ons emailadres als je een antwoord wenst: johanenchristine@gmail.com

dinsdag, januari 16, 2007

8 januari ’07

Brugge – Singapore
Het is hier bijna middernacht, maar met je lijf sta je nog op Europees uur. De Chinese omroep in Singapore zorgt ervoor dat we ons een beetje thuis voelen. Het is nodig, want het afscheid was hartverscheurend. Ja, je slaapt weer op een muffe hotelkamer in plaats van in je eigen bed. Ja, je mist iedereen. En ja, er was geen tijd om ook maar iets te doen in die twee weken. Nee, mijn rugzak is niet genaaid, nee, we namen geen vliegticketten, nee, we belden die en die niet op. We hadden geen tijd om onze weblog aan te vullen, en Christine stapt weer met dezelfde ongewassen broek. We hebben het vergeten (wasmachientjes draaien, lalala…) De reisgidsen voor Australië en Indonesië zijn teruggebracht naar de bib en de wegwijzer, we deden ze niet open. Ook onze fietsen zitten nog in de dozen van Chinapost. Zijn ze in orde? Zorgen voor later.
Een directe zorg is de rugzak van Christine. Niet toegekomen hier in Singapore.
Geen probleem, de Chinese radio maakt het hart lichter.
Wat hebben we dan wel gedaan in die twee weken??? Ik weet het niet. In België geleefd. Het mooie België. Gefeest, gepraat, gegeten, gedronken, gemountainbiked, geslapen in ons eigen bed, spelletjes gespeeld met onze kinderen… zoals je dat enkel thuis kunt doen.
Als ik afscheid neem van mijn ouders, ween ik als een kind. Als ik mijn huis zie verdwijnen, heb ik het gevoel het voor het laatst te zien. De kinderen weer achterlaten voor een half jaar.
En dan verdwijnt België onder ons… De tranen lopen me langs de wangen. Komen we wel terug?
Door de vele emoties zit slapen er niet in op de vlieger, maar geen nood, 2h Belgisch uur komt de zon al op boven de Himalaya. We zien de Karakorum Highway in de sneeuw liggen. Vijf maand geleden waren we hier aan het zwoegen met de fiets. Daarna zien we Islamabad. Er is een dringende mail van Amir Ali, die geslaagd is voor zijn ingangsexamen aan de univ van Islamabad: Wanneer zend je eens een foto van je gezin? Nee, ook dat hebben we in die 14 dagen niet gedaan…We vliegen de Punjab over. Zo mooi en rustig uit de lucht. Maar niet over land. Vele beelden komen als een film in je geest…
In de verte zien we de besneeuwde toppen van de Himalaya. Onder ons ligt Varanasi. Hoe zou het met Hira en zijn gezin zijn? Hij staat op dit moment op, om met zijn Riksja te rijden…
Calcutta ligt in de ochtendzon tussen machtige rivierarmen.
Aan méér dan 1000 km/h verder…
Bangla Desh is een geschenk van de Himalaya en zijn deltarivieren…De lagunes blinken in de zon. Wat is de wereld toch mooi. Maar wat is er toch ook miserie daar diep beneden. Je bent niet meer detzelfde omdat je het allemaal hebt gezien. Je weet wat een drukte het daar beneden is.
De GPS geeft aan dat we precies op 11 km hoogte vliegen. Het is buiten -52°C. Bitter koud. Beneden ons is er niet alleen tropische warmte, maar vooral menselijke warmte. Ook het schiereiland van Myanmar is indrukwekkend. Een lagunekust bezet met tropisch oerwoud. Dit land bezochten we niet. Hoe leven mensen dààr, onder de militaire dictatuur? Er is hier draadloos internet. We telefoneren naar huis…
De Chinese zanger op de radio is zalf voor de ziel. Nee, de kamer is niet meer muf, en ja, zo’n bord rijst is ongelofelijk lekker. Het is hier mooi, warm, ook warme mensen…
We komen een beetje thuis. Thuis in dit deel van de wereld. Je hebt het nodig om het afscheid te boven te komen.
We verstaan geen woord van wat er gezongen wordt, maar dat is ook niet nodig. Het gaat recht naar het hart. Hebben we dit niet al zo vaak meegemaakt? De Turkse familie aan het Vanmeer, de Vissersfamilie in Silifke. Singaporese radio, nu. Een hartcontact zonder taal. Daar reis je toch voor? Om te ontdekken dat mensen dat hart hebben, via een blik, muziek, gewone vriendelijkheid. Ja, we zijn allemaal dezelfden. We lachen op dezelfde manier, en… we wenen op dezelfde manier. Lachen en wenen…, enkel mensen kunnen het.

9 januari ’07

Singapore – Batam(Indonesia)
Happy birthday to you, happy birthday to you…Christine is vandaag 51. Weer zo oud als ik.
De nostalgie zit ons nog een beetje rond het hart, maar veel tijd om stil te staan is er niet. We nemen de metro naar de veerboot met bestemming Batam.
In 10 min zijn we ingecheckt. Stempel in paspoort: de zee tussen Singapore en Indonesië is niemandsland. De zee is woelig en het regent: moesson! Maar toch geestig zo’n boottocht tussen mamoettankers en reuzecontainerschepen, vlak vòòr het grootste industrieel complex van Azië. De zee hier ligt bezaaid met kleine eilandjes. Op één ervan wordt expeditie Robinson voor VTM opgenomen. Dus niet zo afgelegen als je wel zou denken op TV.
Het visum en de grensformaliteiten voor Indonesië zijn in een kwartier geregeld.
Batam is één winkelcentrum voor de Singaporezen. Weinig te beleven dus.
Op straat wordt voortdurend aan onze mouw getrokken om vanalles te kopen. We vragen een man of er hier een eetgelegenheid is? Oh ja, natuurlijk. Eerst wil hij ons persé met de taxi voeren. Daarna persé naar restaurant Lavendel. (wellicht één of ander duur ding waar hij een commissie opstrijkt) Onderweg zien we een leuk straatrestaurantje met seafood. Dit is OK voor ons. Maar niet voor hem. Eerst wil hij meeëten ( stel je voor, ik wil een gezellige tête à tête op Christine’s verjaardag!) daarna zet hij zich bij om betaald te worden voor zijn diensten…En nee, hij geeft niet af als ik dreig de baas te roepen. Tot ik het doe. Ook kinderen komen aan onze tafel bedelen. Ze zien er meer dan behoorlijk gevoed uit. Nee, je mag niets geven, maar je denkt aan de parabel van de rijke vrek(=wij). We zijn hier op dit eiland wellicht de enige blanken, en blank = rijk. Ook dit moet je weer gewoon worden. Alleen, het is zo vermoeiend in ’t begin.
Ik trakteer Christine natuurlijk eens extra. We zitten hier tussen de gewone Batamnezen, het eten is superlekker en veel.(het is ook onze eerste maaltijd vandaag, dus smaakt het extra!) We drinken er een heineken bij. (de Hollanders zijn hier nog niet helemaal weg) Het is gezellig, maar een beetje weemoedig denk ik dat de geschenkjes van de kinderen in de rugzak van Christine zitten. Nog steeds spoorloos.
We komen vroeg op onze kamer om alvast onze vermoeidheid weg te slapen. Nee, we hebben duidelijk nog niet het nieuwe reisritme in onze botten…

10 januari ’07

Batam – Jakarta
We vinden die verhalen van een jetlack nogal belachelijk, maar toch hebben we beiden slecht geslapen. Om 1h klaarwakker, een boekje gelezen tot 3h. Om 7h gewekt en nog doodmoe. Het is nu middernacht in België…
In de luchthaven heeft het vliegtuig van air Asia 3 uur vertraging. Ik lees verder in een prachtig boek: ‘Begraaf me over de bergen’, door de jeugdschrijver Ed Franck. Het is geen jeugdboek, maar het schrijnende getuigenis van, de laatste Tasmaanse vrouw(Tasmanië is een eilandengroep net ten zuiden van Australië): Truganini vertelt het verhaal van hun ondergang op haar sterfbed. In één mensenleven zijn de Britten erin geslaagd dit unieke ras volledig uit te roeien. Een wijze vrouw, die onze beschaving op de korrel neemt en in vraag stelt. Iedereen zou het moeten gelezen hebben. Verplichte lectuur voor elke Vlaamsblokker. Blanken passen zich toch overal aan?? Wat een lulkoek. Indianen, Aboriginals, Tasmaniërs,… De lijst van uitgemoorde volkeren is eindeloos. Ook hier in Azië merk je dat onze Westerse manier van leven als een pletwals over dit continent raast. Ontwikkeling zeggen we daartegen(ook ik). Welkom in club van de ‘Homo Economensis consumalis’ of oprotten. Andere volkeren, zoals we die tegenkwamen in Taman Negra, Maleisia, zijn gedoemd om te verdwijnen, tenzij ze economisch nut hebben. Een eindeloos triest verhaal, sinds de Spanjaarden in Amerika landden.
Truganini dompelt je onder in een prachtige manier van voelen en denken, volledig in harmonie met de natuur. Haar oordeel is genadeloos: ‘tegen zo’n manier van denken kunnen we niets beginnen, maar ooit braakt de heilige aarde jullie terug uit…’
Na een uurtje vliegen zijn we in Jakarta. Een megastad van 10 miljoen inwoners, aan zee. Eerst proberen we informatie in te winnen over de rugzak van Christine: ja, hij komt vanavond om 22h toe. Te laat dus, om af te halen. Morgen terug met de bus, dus…
Met de airportbus rijden we Jakarta binnen. We waren het vergeten na 2 weken België: wat een boel! Van een verkeersindigestie gesproken. Overal vuil. En mensen, mensen…Overvol.
Maar, iets sprankelends. Je hebt het thuis niet. Léven, léven, léven. We maken ons niet druk over een detail. Er wordt op sraat geleefd. Als het sneller gaat rijdt de bus weer als spookrijder(why not?), je ziet constant bijna-ongevallen, oorverdovend getoeter…alles met de glimlach: wìj, wij leven graag. Welcome to Asia!!

11 januari ’07

Jakarta
We kunnen niet alles in Jakarta bezoeken op één dag, en maken een keuze: de oude havenwijk. Er is hier geen metro, en daarom nemen we de ‘economy-train’. Wat wil zeggen: bijna gratis, overvol, vuil, maar écht. Zo’n rit mag je niet missen! Men wil je alles verkopen, bedelaars passeren, kruipen tussen je voeten, het lawaai is niet te harden. Deuren worden nooit gesloten. Té heet , en zo’n ongelofelijk miernnest. Wellicht valt regelmatig iemand uit die trein?
Centraal Jakarta is…met gans België in Brugge samenwonen. Ik kan het chaotische hier onmogelijk beschrijven. De vele kanalen naar zee zijn open riolen. Mensen wonen in krotten aan de rand van dit stinkende water. Overal drijft vuil: plastiek zakken, briks,..De mensenmassa, het verkeer.Hoe kun je hier leven?? Ooit braakt de aarde jullie terug uit… Ik denk aan Triganini.
En toch. Onder de brug, net naast de smerigheid zit een jongeman zich te wassen. Je kunt het via een spleet in het wegdek net zien. Hij zal kraaknet uit dit krot komen. Mensen op straat hebben een rustige, vriendelijke blik… Hoe doen ze het? Waar halen velen hier die veerkracht?
Er zijn hier geen toeristen. Een groepje scholieren is heel tevreden ons te kunnen interviewen. Een opdracht voor de leraar Engels. Ook een foto is erbij. Contact hebben met die leeftijd maakt altijd weer iets in me los: den olva!
De oude visserswijk is nog chaotischer. Het water stinkt als de pest. Vuil is overal. Mensen gapen ons aan, kijken naar de bleke kleur van onze ogen. Kinderen lopen ons na. Hélemaal op ons gemak zijn we niet. Maar weer hetzelfde: die ongelofelijke levenskracht in elke blik. Vuur in de ogen. Vriendelijkheid: mister, mister…Ook éénmaal roept een kleine ‘mister Bean’ naar me…!Wellicht is die bekender dan de paus.
We lopen terug naar het station, en komen weer een groepje scholieren tegen met een bijna wanhopige blik: we hebben nog geen toerist tegengekomen om te intervieuwen… We antwoorden met veel binnenpretjes weer geduldig op alle vragen. Ook fotootje. Wat zullen ze plezier hebben als beide groepen in de Engelse les zien dat ze hetzelfde interview hebben!
We rijden terug met de overvolle, verhitte trein. Vier kinderen maken muziek in ons coupé( hum, hum, beter woord is laadbak met handgrepen aan ’t plafond)en zingen hun ziel uit het lijf. Het is prachtig en stijgt recht naar het hart. Deze chicos zijn voor gitaar en drumstel gemaakt. De wagon is voor mij nu mooier dan de concertzaal in Kuala Lumpur…De mensen hebben een ongelofelijke warmte in zich, die zich op je overzet. Je weet dat je dit in Europa een beetje mist.
We splitsen ons nu op. Christine gaat haar bagage halen in de luchthaven, Ik ga naar het kantoor van Thaï Air, omdat we ons open ticket van Bangkok naar Varanasi nog moeten vastleggen op 7 februari. Dat is geen probleem, want de lijn is niet erg druk. Ik overhandig de tickets op het kantoor.
-Wil je onze retourvlucht vastleggen op 7 februari?
-(na nogal lang computeren)We hebben een probleem
-Oh ja?
-Op 7/2 is het vliegtuig vol
-Wablief, hoe kan dat nu?
-Er is een Bouddhistisch feest in Varanasi, het zit vol met pelgrims.
-’T is nie waar hé
-Wanneer is het volgende vliegtuig?
-Op 10/2
-OK, dan nemen we een tweede optie, want we komen maar op 5/2 uit Australië terug.
-Dit gaat niet, je ticket is dan verlopen.
-We hebben dus een serieus probleem.
-Ik zet je als nummer één en twee op de reserveplaatsen
Het wordt dus bang afwachten hoe we dit zullen oplossen. En hopen dat twee pelgrims zich bekeren.
Christine arriveert met haar rugzak… én de cadeautjes van de kinderen. We worden er week van. Nee, de nostalgie is nog niet helemaal over.

12 januari ’07

Jakarta – Jogjakarta – Borobudur
Zo’n Aziatishe megastad met de trein buitenrijden is altijd deprimerend. Ook bij ons zie je met de tein niet de meest fraaie huizen langs het spoor. Maar het zijn nog huizen. Hier is het altijd warm, en is een stuk golfplaat genoeg. De krotten staan soms op minder dan een meter van het spoor. Daar zit je dan in een knusse zetel op de ‘exclusif train’. Wel een drie kwartier zie je vanop de trein hoe het leven zich hier afspeelt. De armoede. De hopen vuil. Stank, rioolwater. Om moedeloos van te worden. Ooit spuwt de aarde jullie uit…Met lede ogen zie je de slachtoffers van ons economisch systeem.
En dan. Tussen de krotten een voetbalveldje met spelende kinderen. Daar komt die jongeman van gisteren kraaknet over een wegeltje uit zijn krot gelopen: Ik heb niets, maar ik heb alles. Mensen wuiven, lachen. Uit België? Dit is het land van Gererts. En van Eddy Merkx. Mijn grootvader heeft een zwartwitfoto van hem.
Moeilijk te begrijpen waarom in een prachtig georganiseerde maatschappij als de onze in België mensen minder gelukkig schijnen dan hier. Misschien iets té geoganiseerd. Hier gebeurt elke dag iets onverwachts. Je moet vechten om te leven. In zo’n wijk ben je nooit eenzaam?
Een Nederlands Antropoloog heeft een gesprek met het stamhoofd in een vissersdorp op Sumatra. Hij merkt dat sommige mannen heel goed een kano kunnen bouwen, anderen brengen er weinig van terecht. Toch maakt iedereen zijn eigen boot, kweekt zijn eigen varkentje…
-Als je een minder goede boot hebt, kun je dan minder vis vangen.
-Ja, dat is zo.
-Maar de ene man kan beter een boot bouwen dan de andere. Waarom bouwen bepaalde mannen dan niet alle boten, en dan kun je een boot ruilen voor twee varkens of zo. Iedereen heeft dan een goede boot. En ook vlees.
-Nee, we willen zò niet leven, dat zou veel te eentonig zijn. Bovendien delen we al onze vis.
Nee, we willen armoede niet goed praten. Mensen hier kijken op naar òns leven. Het verschil tussen arm en rijk is schandelijk. Niemand op onze prachtige planeet zou mogen leven in omstandigheden zoals ze hier nu aan je voorbij glijden. Maar wìj zijn zò materieel geconditioneerd dat we de diepe kracht van veel van die mensen gewoon niet zien. Ze zijn arm. Punt. Dus ongelukkig. Dit is onze grootste verwondering: De mensheid is er véél beter aan toe dan we dachten vòòr onze reis.
Als we de voorsteden achter ons laten krijg je een beeld van het plattelandsleven op Java, zoals dat beschreven wordt in Multatuli. Rijst, rijst en nog eens rijst. In terrassen aangelegd. De eindeloze cyclus. Uitzaaien op wachtbed. Intussen met de os het land ploegen. Daarna onder water laten lopen en de plantjes in het water uitzetten. De oogst volgt enkele maanden later.
Mannen en vrouwen werken, onder hun kegelvormige hoeden, gebukt, in de brandende hitte.
Op de achtergrond machtige vulkanen. Rond de top zitten cirkelvormige wolken. Het is prachtig. We genieten met volle teugen van die 8 uur durende rit. Langzamerhand is dit prachtige land ons hart aan het veroveren…
In het busstation missen we net de laatse bus naar Borobudur. We nemen een andere lijnbus tot aan de bushalte op de hoofdweg. Met de ‘bijna – dood – ervaringen’ op de bus naar Borobudur zou ik in herhaling vallen. Wellicht is het ook weer zo’n elementje dat het leven hier steeds spannend maakt. Bloedstollend op het moment. Komisch achteraf.
Voor de laatste kilometers scheuren we in het donker achteraan op de moto.
We kiezen goed-komt-het-uit een kamer en bestellen rijst.
Twee locals komen bij ons zitten. Ze spelen gitaar en zingen heel mooi.Ondanks onze chronische vermoeidheid blijven we luisteren en praten. Zo’n momenten zorgen ervoor dat je je steeds meer gaat thuisvoelen, tot…bij het afscheid Johannes ons een gidsenbeurt voor de tempel wil verkopen. Niet leuk.

14 januari ’07

Borubudur – Yogyakarta
De Bouddhistische tempel van Borobudur wordt beschouwd als één van de allermooiste op aarde. We staan vroeg op om de hitte te trotseren, hier net ten zuiden van de evenaar.
Het is adembenemend. Het zwart lavagesteente contrasteert op een ongelofelijke manier met de staalblauwe lucht en het intens groen rond de tempel. Op de achtergrond kijken sprookjesachtige vulkanen toe, elk met hun kringwolkje. We genieten en genieten, ùren aan een stuk.
Tegen de middag zijn we met een nieuwe adembenemende busrit in Yogyakarta. Specialiteit van deze chauffeur: de volledige file op het andere rijvak voorbij steken, door het rood , en zich dan voor de eerste auto plaatsen. Keer op keer. Bij iedere licht. Niemand is verwonderd. Elk zijn specialiteit.
We zijn het ook weer helemaal gewoon geworden. Ja, na een week begint de reisroutine er echt weer in te komen. Het is gewoon zàlig in Indonesië!
We slenteren wat rond in het centrum van Yogya, ook weer Java op zijn best. Er wordt hier 24 uur geleefd: gegeten, verkocht... zoals dat enkel in Azië kan.
We laten ons oog vallen op twee miniatuurfietsen, man en vrouw. Echt mooi. En voor ons is een fiets niet enkel een gebruiksinstument. Door het vele werken aan fietsen heb ik er de ziel van leren kennen. Hm, op onze kast…
-How much rupiahs?
-300 000 each
-This is 600 000 for the two? Are you mad??
-(we lopen weg) Sir, sir,… how much is your price?
-100 000 for the two
-impossible, but I like you, and therefore I sell 300 000 for the two….But, don’t tell it to someone!
Zo spelen we het spel verder en eindigen op…150 000 rupiah voor de twee.
Toch nemen we ze niet mee, omdat we nog gans Indonesië en Australië door moeten…Jammer.
Terwijl we uitkijken voor een nieuw treinticket komen we een touroperater tegen. Hij biedt ons een ticket aan: met minibus naar de bromovulkaan, hotel en ontbijt, daarna bus en ferry naar Denpasar, hoofdstad van Bali. Na serieus bargainen (=een half uur spelen dat het je niet interesseert en liever met de trein reist) komen we uit op 250 000 rps. We kunnen dit niet goedkoper zelf organiseren, en beseffen dat we minstens een dag winnen. We besluiten het te nemen, vertrek om 9h, morgen.

15 januari ’07

Jogyakarta – Bromo – Denpasar (Bali)
We reizen in minibus, met twee Amerikanen uit San Francisco. Het zijn Joodse Russen, geëmigreerd in de jaren 80 onder Gorbachov.
Intellectueel een superknap man van rond de dertig. Wel sympathiek, maar zo onhandig en simpel. Ze komen overal te laat, wat dan weeer ergerlijk is voor ons, en twee oerangsten duiken op in de urenlange gesprekken: communisme en islam. Je kunt moeilijk redeneren met zo iemand als je ervan uitgaat dat alles in de VS het beste is, maar ik leg hem toch het vuur aan de schenen ivm Irak en Afghanistan. Ik probeer hem te laten twijfelen over zijn eigen maatschappij. Nogal moeilijk. Toch zijn Europeanen veel beter in het bargainen: wij reizen goedkoper. Dan toch iets waar anderen beter in zijn.
Aan de voet van de vulcano wil men ons een extra tour verkopen: om 4.00h met de jeep naar het hoogste punt op de buitenste krater voor de zonsopgang. Daarna naar de werkende Bromo zelf. Ik zeg hem dat ik wel wil onderhandelen voor een jeep voor ons vieren. Hij neemt toch het lot in eigen handen. De vraagprijs is 110 000, hij krijgt er 10 000 vanaf, is doodgelukkig en hapt toe. Niet de afspraak. Ik haak af. We zien wel boven, want eigenlijk willen we gewoon wandelen. Het komt ons over als een opgefokt gedoe. Intussen benadert de man me met een grotere discount, maar we wachten.
We rijden met blèrende minibus naar boven. Het is intussen 22.30h. Omdat we nu op 7° ZB zitten schittert de boogschutter fier boven ons hoofd. De poolster zit natuurlijk onder de horizon in het zuidelijk halfrond, maar we hopen morgenochtend de grote beer te zien, omdat dit sterrenbeeld dan hoger dan de poolster zit. We zien ook wel dat we zelf in het donker de weg niet gaan vinden. En natuurlijk worden we buiten nog eens aangesproken. OK ,75 000 rupiahs, but you must promis not to tell it to the Americans…

15 januari ‘07

Bromo – Denpasar – Padangbay
Het moet gezegd. De rit naar het hoogste kraterpunt is de moeite waard. Bij zonsopgang staan we op de buitenste krater, maar zien vòòr ons nog vier andere kleinere kraters uit de ochtendmist opdoemen, binnenin de krater waar we nu op staan. Twee ervan roken. Alles is omgeven met het sprookjesachtig rood licht van de opkomende zon… We genieten uren , en zien om het kwartier een eruptie boven de hoogste piek. Daarna naar Mr Bromo vulkaan itself. Zwaveldampen hangen rond de berg. We klimmen de kraterrand op en staan stokstijf. Ik trek mijn tshirt over mijn neus voor de zwaveldampen. Hoesten. Je ogen prikken. Maar wat je hier ziet is niet te beschrijven.
Je kunt tot op de bodem van de krater kijken. Daar is een reusachtig gat, waar met diep gebruis, en onder grote kracht zwaveldampen uitgebraakt worden. Ik hou me van schrik vast aan de rand van de krater. Er groeit niets, mijn handen zijn in zwavel. Zijn we hier in de hel?
We wandelen wel twee uur op de kraterrand, omdat je zo’n intense ervaringen moet kunnen laten doordringen. Je komt diep onder de indruk van de imense kracht, diep van binnen in onze aarde. We denken dat we de aarde kunnen temmen, maar hier zie je dat dit niet zo is. Je hebt het gevoel dat, indien ook nog maar een fractie van die kracht vrijkomt, we er allemaal geweest zijn. Ooit zal de aarde jullie uitspuwen…
De Amerikanen zijn weer een half uur te laat om naar beneden te rijden, maar hier scheiden onze wegen. Wij gaan in de minibus naar de ferry voor Bali.
We passeren nog een vulkaan, en worden een tocht aangeboden om die krater, met een smaragdblauw meertje en gele zwavelontginning op te rijden. Na wat bargainen moet je het niet meer laten voor het geld. We kunnen ook sneller reizen als we een vluchtje nemen van Bali naar Flores, ook nog binnen ons budget. We discussiëren er twee uur over, en besluiten het toch niet te doen. Het is altijd moeilijk iets voorbij te rijden, maar we hebben nu eenmaal niet gekozen om zo snel mogelijk van de ene toeristische bezienswaardigheid naar de andere te reizen. We willen met de mensen van terplaatse reizen, en zijn daar in een minibus zoals nu ver vanaf…
De chauffeur is wel iets minder vriendelijk als we de tocht niet nemen, zelfs voor zo’n lage prijs, dropt ons aan de ferry, en geeft ons geld om aan de overkant in Bali zelf ons ticket te nemen. Hum hum. Voor ons niet gelaten.
Ja, weer zo’n superhete, supervolle lijnbus. Op iedere hoek stoppen. Maar prachtig. Dit is reizen, leven. Nee, niets speciaals: moeders met kinderen, fiere vaders, een prachtig meisje met haar boorling in doeken gewikkeld. Een jongere kamt zijn gitzwarte haren en lonkt naar een meisje.
De busbegeleider is een filmrol waard. Hij roept wanneer de chauffeur moet stoppen, want een bel is er niet. Hij doet de deur open en dicht, en wijst je plaats aan met een stem méér dan een opera waard.
Daar stapt de marktkraamster op met de rest van de groenten en fruit. Een grote zak of tien. Natùùrlijk is er plaats, maar diep inademen kun je niet meer, want mijn ruzak,klemt nu op mijn borst. Die van Christine ligt op haar been waardoor hij lekkker slaapt. Zweetproduktie en na vier uur een zeer gat verzekerd. Zàlig toch?
In Denpasar nemen we direct de minibus naar Padangbay, en nemen een kamer aan zee. We eten nog een bord rijst. Het is intussen middernacht. We zijn doodop. Morgen moeten we een dagje tussen nemen en eens goed slapen, want met een slaapgemiddelde van 4 à 5 uur houd je het niet vol…