OPGELET! Je kunt reacties geven op wat we hier gepost hebben. Je vindt onderaan elk deeltje een stippellijn. Daar rechts boven staat er hoeveel reacties er reeds zijn. Als je klikt op die link kun je niet alleen reacties lezen, maar ook zelf reageren. Zeker doen!! Toch nog even dit: indien je reageert op onze website, kunnen we je niet terug antwoorden. Schrijf dus liever op ons emailadres als je een antwoord wenst: johanenchristine@gmail.com

zondag, september 02, 2007

17 juni ’07

Alexandroùpoli – grens Griekenland-Macedonia – Bitola –
grens Macedonia-Albanië
Na een dag rust is de reismicrobe weer een beetje aanwezig, en besluiten we toch nog de Balkan (wel een beetje in snel tempo) door te reizen.
We rijden 300 km langs de prachtige Griekse kust. Een oase voor vrijkampeerders zoals wij. Er is overal plaats, en het is wennen: niemand komt naar je toegelopen om te praten…We zijn hier weer ‘normaal’. Een zwembroek is hier ook weer normaal. Je voelt een druk van je afvallen, na zo’n lange tijd in Islamlanden. Voorlopig hoeft het voor ons niet meer. Welcome home!
Het binneland van Griekenland en Macedonië zijn adembenmend mooi. In die tijd van het jaar vallen de rijpe kersen je zo in de mond. De mensen zien er heel rustig en vriendelijk uit in Macedonië. We vinden vlak voor de grens een slaapplaats aan de rand van het bos.


18 juni ’07
grens Macedonië-Albanië – Elbassan – Tirana – Shakoder – grens Albanië-Montenegro – Podgorica – Petrovac – Kotor
Weer eens gewekt vannacht, dit maal door de boswachter: ‘Wat doen jullie hier eigenlijk??’
Albanië is het armste land van Europa. Misschien voor ons het duurste. Hier is nog een visum van 10€ verplicht, en een wegentaks van 4€/dag!
De tocht door het gebergte naar Tirana is weer eens adembenemend: een echte ‘route des crètes’, dus nogal gevaarlijk. Neem het roekeloze rijgedrag van de Albanezen in hun mercedessen er nog eens bij, en je hebt een perfecte coctail voor een aaneenschakeling van autokerkhoven. We stoppen er bij eentje en doen ons tweede reservewiel cadeau. Bij ons is het toch maar voor de storthoop. Hier rijden ze de versleten band nog volledig op!
Tirana ziet er een leuke stad uit, wel zonder ook maar één wegwijzer…Een klein probleempje dus voor ons. Ja,juist. Met een tong in de mond…
Ondanks alle mediaberichten a la ‘Albanese mafia, zo arm als de straat, al kommer en kwel…zijn 3 auto’s op vier van het merk Mercedes! Misschien nodig om je te verschansen in het supergevaarlijk verkeer?
Monenegro. De jongste Europese staat! Meer dan een bezoek waard. De kust is adembenemend mooi…
Met welk geld moet je hier nu weer betalen? Simpel meneer. In Euro’s, alhoewel we (nog) geen lid zijn.

19 juni ’07

Kotor – grens Montenegro-Kroatië – Dubrovnik –
grens Bosnië-Hercegovina – Omis

We blijven maar grenzen overgaan langs de prachtige Balkankust! Een diepblauwe zee met de meest grillige rostsformaties, eilanden, versterkte stadjes..
Dubrovnik. Foto’s getuigen van de recente oorlogen maar je kunt er niets meer van zien. Hoe hier in zo’n korte tijd alles hersteld is en waarom in Afrika alles blijft duren…?
Omdat het hooggebergte tot aan de kust reikt valt het niet mee om een kampeerplaats te vinden. Muggen zijn ook overal van de partij dicht aan zee…

20 juni ’07

Omis – Split – Ravanjska – Karlobag – Rijeka – grens Kroatië-Slovenië – Podgrad – grens Slovenië-Italië – Treviso – Vicenza – San Bonifàcio
We rijden maar verder, inham in, inham uit. Tot de weg resoluut kiest voor het bijnnenland vlak voor Rejika. Slovenië ziet er heel liefelijk en mooi uit, maar we rijden maar door tot Triëste.
Dit deel van Noord-Italië is een echte hel! We waren vergeten hoe druk de wegen in Europa eigenlijk wel zijn. Over de gewone weg is echt niet te doen: wellicht is de lintebouwing nog erger dan bij ons. Een plaats om vrij te kamperen geven we op en belanden op de parking van de snelweg.
’t Is eens wat anders.

21 juni ’07

San Bonifàcio – Verona – Brescia- Cremona – Piacenza – Alessandria – Asti – Alba – Fossana – Cuneo – grens Italië-Frankrijk(Tunnel de Tende) – Tende – Vintimiglia – Menton
We bevoorraden in de Italiaanse versie van de Auchan. De weelde en overvloed, vooral van het klaargemaakte eten, stoot je tegen de borst als je van Afrika komt. Je mag er niet aan denken wat er gebeurt met al dat lekkers dat niet verkocht is vanavond, en toch weet je het: het wordt weggeworpen…Hoe triest. Illeret, Hira,,…Het komt als een film, weerkaatst op de eindeloze, blinkende koeltafels.
De weg over de Alpen naar Menton is super! Zowel aan de Italiaanse als aan de Franse kant is het genieten in de hoogste graad. Wat is Europa toch mooi. Ieder dorp is weer een juweeltje…
En dan, de Middelandse Zee, en Menton. We draaien onze vertrouwde camping op, nu is het écht ‘welcome home’!

22 juni ’07

Menton
De olijventuin zonder muggen is zalig om te kamperen! Een echte rust en verademing voor ons. Wat is het heerlijk om in Europa te zijn, en zeker in Franrijk.

23 juni ’07

Menton – Monaco – Menton

24 juni ’07

Menton

25 juni ’07

Menton – Castellar – Grammondo(Italië) – Berceau – Plan de Lion – Menton


26 juni ’07

Menton – Nice – Puget-Théniers – Entrevaux – St André-les-Alpes – Sisteron - Amandes

27 juni ’07

Amandes – Laragne – Serres – Aspres – Col de Cabre – Die – Valence – Annonay – St-Etienne – Roanne – La Pacaudière

28 juni ’07

La Pacaudière – Moulins – Nevers – Montargis – Fontaineblau – Paris

29 juni ’07

Paris – Lille – grens Frankrijk-België – Oostende – Dranouter

30 juni ’07

Dranouter

1 juli ’07

Dranouter – Brugge, Kievitstraat!

zaterdag, juni 16, 2007

11 juni ’07

Okurcalar – Antalya
We genieten toch nog een half dagje na van het blauwe zwemwater, maar zeggen dan definitief de gebetonneerde kust vaarwel. Je komt direct weer in een andere wereld. Dennebossen maken plaats voor drukte. We slaan een boswegel in en vinden een mooie plaaats onder de dennebomen. Het groen van het bos doet deugd.

12 juni ’07

Antalya – Yesilova (Salda Yolu)
Het binneland van Turkije is prachtig! Na elke bocht weer een ander mooi zicht. De dorpen stralen rust en gezelligheid uit. Via kleine wegen reizen we verder tot aan het Saldameer. We kunnen kamperen aan de rand van het meer, ons privé aards paradijsje.

13 juni ’07

Yesilova – Pamukale – Pamucak
Pamukale moet ooit mooi geweest zijn, maar nu? De moeite niet waard.
We vervolgen de hoofdweg richting Izmir, maar draaien af naar het strand van Pamukak om te kamperen. Je staat er alleen en goed om te zwemmen, maar de muggen en het vuil moet je erbij nemen…

14 juni ’07

Pamucak – Efese – Pamucak
De marktplaats van Efese is de moeite waard om te bezoeken. Wellicht is er nu méér volk dan in de Romeinse tijd!

15 juni ’07

Pamucak – Canakkale – grens Turkije-Griekenland – Alexandroùpoli
We vervolgen de drukke kustroute met prachtige zichten op de Griekse eilanden. En dan. Plots! We zien aan de overkant van de Dardanellen…Europa!
Twintig minuutjes veerboot, en ja. We zetten weer voet op Europese bodem.
Twee uur later zijn we in de Europese Unie, Griekenland! Welcome home!
Ja, het is home…!
Euro’s rollen zonder problemen en wisselkoersen uit de muur. Tanken? Visa, zonder kosten, natuurlijk. We nemen een kampeerterreintje in Alexandroùpoli aan het strand en weten direct weer wat een supermarkt is, een warme douche en een pròper strand…


16 juni ’07

Alexandroùpoli
We hebben een mooie beschaduwde kampeerplaats, vlak aan zee. En een kampeerterrein geeft je dan weer dat ontspannen gevoel waar we nu eigenlijk wel nood aan hebben. Nog een kleine twee weken…

maandag, juni 11, 2007

27 mei – 3 juni

Nuweiba
Verslag en foto’s van méér dan een maand. Het vraagt véél meer tijd dan we dachten. Nuweiba is de ideale plats daarvoor…’s Avonds, 1 juni is alles afgewerkt. Moe, maar voldaan nemen we ons laatste avondmaal bij Ashraf. Zijn zelfgevangen en gebakken vis is overheerlijk. We besluiten ook voor de rest van de reis geen gedetailleerd verslag meer bij te houden. We gaan op rust!
In die 8 dagen zijn we hier echt een beetje thuis geweest. Maar, we namen geen vakantie. Dat is dan het nadeel een laptop mee te hebben! Tijdens het overgezellige avondmaal overspoelt ons het geluid van de branding, en besluiten nog één dag te blijven, gewoon om wat te zwemmen en te niksen…
Tijdens het niksen krijgen we het aanbod om alsnog te gaan duiken, met een lokale Bedouin. De prijs is maar een fraktie van wat je normaal betaalt. Waarom niet? De laatste dag wordt dus genieten van de onderwaterwereld in de Rode Zee. Toch nog steeds indrukwekkend…
En natuurlijk ontmoet je steeds weer mensen. Bladzijden en bladzijden interessante gedachten kun je noteren…De conservatoriumstudent, Ashraf, de caféhouder in Nuweiba… Het zijn stuk voor stuk gesprekken die je steeds weer aan het denken zetten. Over de corruptie van hoog tot laag in de Egyptische maatschappij: Hoe de inkomsten van olie, Toerisme en het Suezkanaal niet gebruikt worden voor de gewone mens, maar een kleine groep steenrijk maken. Hoe onderwijs voor iedereen er enkel op papier is: de leraar is misschien 5 min per dag in klas, of slaapt de ganse dag. De dokter heeft zijn diploma ‘gekocht’ en kent er niets van…
De invloed van het kolonialisme, de wereldpolitiek, de almacht van de VS en Israël…
We vergelijken het starre van de Islam met de situatie in Europa in de middeleeuwen. De kruistochten brachten ons in contact met de Arabische wereld, waar wetenschap en wiskunde een hoge bloei kenden. Veel van die manier van denken brachten we mee naar huis. Het is de kiem voor wetenschappen geweest in Europa, in een tijd waarin ‘niets’ mocht.
Hier mag nu ook ‘niets’. Maar je kunt het niet tegenhouden. Via satelliet TV en internet kunnen mensen alles zien. Een vrouw is hier ‘onbereikbaar’, maar jongeren kunnen de ganse dag naar pornosites kijken. En dit verontrust ouders. Terecht. Ze weten er geen weg mee. De imam is het zeker: het westen is verderfelijk!

4 juni ’07

Nuweiba – grens Egypte-Jordanië – Aqaba
Zonder chai raken we hier niet weg. Ashraf neemt afscheid als een echte vriend, met de nodige geschenken…’Je komt ooit terug!’ We denken het niet.
Dan de ‘gekke boot’. En de corruptie aan de grens. Nu moeten we plots een brandblusapparaat in de auto hebben! We laten ons natuurlijk niet doen maar alleen is dat alles zo vermoeiend…Het duurt ùren, maar we plooien niet: géén smeergeld!
Op de boot praten we met Amerikanen. Ze kunnen reizen in het Midden Oosten, maar worden extra begeleid en beschermd op hun trip. Nee, ze zijn het helemaal niet eens met de buitenlandse politiek van Geoge W. Bush. Maar wat hen nog meer verontrust is de stijgende ongelijkheid binnen de VS. Voor een goed college of universiteit moet je astronomische bedragen op tafel leggen. Enkel rijken kunnen dit. Ook een volledige ziekteverzekering is voor veel Amerikanen niet meer te betalen…Wij kunnen fier antwoorden: ‘In ons land heb je hetzelfde onderwijs en dezelfde dokters, als je nu arm bent of rijk!’ Leven wìj dan toch in het aards paradijs?
Vier uur varen…Je komt al in een andere wereld: Jordanië. De grensformaliteiten worden correct en snel afgehandeld. We bevoorraden in het centrum van Aqaba, je proeft de ontspanen sfeer. Het beklemmende van Egypte ligt achter ons…
De storm op het strand van Aqaba is weinig bevorderlijk voor een rustige nacht!

5 juni ’07

Aqaba – grens Jordanië-Syrië – Al Qutayfah
Woestijn, droogte, hitte…We rijden het gewoon voorbij, nu. Het is genoeg geweest. We verlangen naar groen! Friste!
Syrië is minstens zo erg als Egypte. De grensovergang ook hetzelfde: we hebben Syrische ponden genoeg mee om alles te betalen, maar nee. Je wordt verplicht vreemde valuta te wisselen, die we niet voldoende bij ons hebben…En natuurlijk is iemand bereid te wisselen onder tafel…Dit eindeloze gesjoemel zijn we kotsbeu. Toch lachen we in ons vuistje bij de nauwkeurige controle van het paspoort: hihi, we waren tòch in Israël!
In de Syrische bergen vinden we een leuke kampeerplaats.

6 juni ’07

Al Qutayfah – Homs – Craq des Chevaliers – Tartus – Latakia –
Ash Shabatliyah
We schuiven snel op in Syrië via het uitstekende wegennet, maar besluiten de omweg naar Aleppo niet meer te maken. We hebben Arabische steden, Souks…genoeg gezien.
Craq des chevaliers is een schitterende kruisvaardersburcht, maar we lopen er een beetje vermoeid bij. Je moet het bekennen: ons reisvatje zit vol. We zijn gewoon oververzadigd…
Het strand is vuil maar het is toch een ontspannen kampeerplaats. Mensen komen een praatje maken. Ook vrouwen zonder sluier. We zijn precies niet meer in Syrië. Alles ruikt al naar Turkije…

7 juni ‘07

Ash Shabatliyah – grens Syrië-Turkije – Antakia
De autoriteiten zijn ook hier weer bijzonder lastig. Alle chauffeurs in de rij vòòr me geven smeergeld. Ik dus niet. Jammer voor hen kan ik de Arabische getallen lezen op de takszegels, en ik wil geen cent méér betalen. De controles duren daardoor langer. De auto wordt onderzocht, maar ik kijk zelfverzekerd schuin in de lucht. (Bij mezelf denk ik: als ze zoeken tot op het bot vinden ze nog onze Israëlische reisgids, of het restje shenkels voor mijn klarinetleraar…) Na een tijd geven ze het op, er komt toch geen geld, het is heet in de auto en de beambte is dik en zweterig.
Welcome to Turkey! In Antiochië ben je precies weer in de vrije wereld! Alles is zo ontspannen, gezellig…We nemen een hotelletje in het stadscentrum, want het is lang geleden dat we een goede douche zagen.
.
8 juni ‘07

Antakia – Erdemli
Het historische centrum en de musea van Antiochië zijn niet superboeiend, of hebben we gewoon zin om dichter naar huis te rijden?
Na Adana buigt de snelweg richting Ankara.
-Als we hier inslaan en doorrijden kunnen we in 5 dagen thuis zijn.
-Ik heb er eigenlijk wel zin in. Misschien is dit na een jaar het énige wat je nog écht wil…
-Misschien wel, maar het is niet verstandig, zo halsoverkop. We voelen ons vermoeid, het is beter in die laatste weken op ’t gemak naar huis te rijden en nog wat te recupereren. Niets mòet nu nog…We rijden niet méér dan een uur of vier per dag.
-Het is ook leuk dat de kinderen ons opvangen in het laatste stukje buitenland en dat we dan samen het weekend doorbrengen.
-Ja, en Menton willen we ook nog passeren.
-En in Parijs in de rue St.-Jacques is de cirkel pas helemààl rond.
-Op zondag 1 juli komen we dan terug thuis in de Kievitstraat.
-Net 365 dagen na ons vertrek…
-Hmm…, misschien.

9 juni ’07

Erdemli – Anamur
Het hooggebergte komt hier tot aan de zee. We rijden voortdurend hoge bergpassen over, met zicht op de blauwe Middellandse Zee.
We belanden 7 km voor Anamur op een leuk kampeerterreintje, maar toch niet leuk genoeg om er te blijven.

10 juni ’07

Anamur – Alanya – Okurcalar
Parlementsverkiezingen en vaderdag in België. Je mist het weer…
Telefoneren gaat moeilijk. De Vlaamse wereldomroep op de korte golf kun je wellicht enkel nog goed ontvangen op de top van een kerktoren in Vlaanderen.;;! ‘Pa, neem het vrt-nieuws op internet!’ (Koenraad) We zien de eerste extrapollaties van de verkiezingsresultaten.
De Turkse rivièra kan ons helemaal niet bekoren! Veel verkeer, wegen, bebouwing… Het stikt hier van de Duitse toeristen. Je wordt ook gewoon in het Duits aangesproken: Het Duitse Benidorm. En een mooie plaats vinden om vrij te kamperen zit er met de drukke kustweg vlak aan zee ook niet in. We belanden op een vuil strand dicht bij de weg. Het water is azuurblauw, maar…wat doen we hier eigenlijk???

donderdag, mei 31, 2007

20 april ’07
Nuweiba
Vandaag onze laatste kans om te duiken in de Rode Zee. Maar, de foto’s zijn nog steeds niet volledig bijgewerkt en de rugzakken nog niet volledig gepakt. We werken verder.
Het is 14 h nog niet klaar. We zijn het beu en maken een wandeling aan zee. Duiken zit er niet meer in. We voelen ons vermoeid en hebben beiden weinig zin om het laatste deel van onze reis te beginnen. We verlangen naar huis. De reisvoorbereiding van de laatste dagen heeft ons weinig enthousiast gemaakt: gevaar voor malaria, onveiligheid, geen of weinig openbaar vervoer…
-We kunnen ook naar huis rijden, de kosten voor het Soedanvisum en ons treinticket zijn niet zo hoog. Het is niet erg als we het verliezen.
-Ja, ik wil eigenlijk ook rust, vakantie! Op ’t gemak naar Turkije, Griekenland…
-Ik weet het niet. Misschien, als we beginen rijden is er maar één plaats meer waar je echt naartoe wil: Belgïe?
-Laat ons de rugzakken nu afwerken en morgenochtend beslissen of we naar Afrika gaan of niet…
We werken verder tot 20 h, afspraakuur met Ashraf, de campingbaas. We nemen het avondmaal bij hem in plaats van zelf te koken om hem iets extra te laten verdienen, want we mogen hier in principe gratis kamperen.
Het is een maaltijd om ‘U’ tegen te zeggen! Een grote zeevis als ovenschotel, gevuld met groenten en aardappeltjes, rauwe groenten, rijst, brood, twee kleinere gebakken visjes…We laten wat over, wat niet onze gewoonte is!

21 april ’07

Nuweiba – Caïro
We besluiten uitindelijk toch te vertrekken, maar het deel Kenia in te korten ivm malaria. We nemen tot Addis geen malariatabletten, omdat het risico tot daar ‘laag’ is. We nemen wél medicatie mee voor het geval we malaria oplopen in Sudan. Na Addis Abeba kunnen we die medicatie (malarone) dan voor 14 dagen preventief nemen. Omdat je na Addis afdaalt in de Centraal Afrikaanse Slenk, dus zeer heet. Het is daar ook regenseizoen. Heet en vochtig, risico ‘zeer hoog’. Indien we de planning goed bekijken zal onze tocht dus een goeie vier weken duren. We kiezen ook om het vliegticket niet vast te leggen. Indien we de nodige energie niet meer kunnen opbrengen kunnen we ook in Addis of Karthoum terugvliegen naar Caïro. Het is té gek om tegen heug en meug te moéten doorreizen.
We nemen afscheid van de campsite-baas. Nu heeft hij geen enkele klant meer. Een beetje triest.
Caïro direct, now! Maar wel met zes autostoppers.
Over de ringroad naar de campsite in Giza. Nog alles wat op orde zetten, frigo uitwassen, accu loskoppelen. So long dear fellow..! Het is precies weer een stukje van jezelf achterlaten: de vleespotten van Egypte…
We gespen de rugzakken om: het laatste deel van onze reis is begonnen!
In de minibus naar pyramidroad en hebben een eerste plezant gesprek. ‘Kom je chai drinken bij me thuis? Ik ben hier in Caïro voor het huwelijksfeest van mijn neef. Waarom kom je niet meevieren morgen?’
Nunog de bus op Pyrmidroad. ‘Giza metro, metro Giza; Giza metro, metro Giza…De busbegeleider hangt aan de buitenkant van de bus en schreeuwt voortdurend de bestemming in het rond. (bij ons is dit een plakkaatje…)
Zijn stem gaat verloren in de immense drukte, maar het is voor mij mooier dan muziek. Metro Giza, Giza metro,…De nokvolle bus rond je. De chaotische piramidroad. Je wordt weer één met…Het doet deugd weer zò te reizen!
Eerst internetten en telefoneren nu het hier nog vlotjes kan.
We nemen een budgetkamer aan het station. Het lawaai en de drukte gaat door de oorstops. Maar…daar reis je toch voor?

22 april ’07

Caïro – Aswan
Vanop de trein zie je een heel ander Egypte. Je merkt dat Caïro met zijn méér dan 15 miljoen mensen gewoon uit zijn voegen barst. Het vuil ligt overal.Vooral plastiek. Zoals overal op de wereld is ook hier de winkel erg kwistig met plastiek zakken, en er is geen vuilophaling. Mensen hebben zo hun persoonlijk stortje: achter de muur, in het kanaal…Of ze verbranden alles in een olievat! Dioxine geen probleem. Vòòr we kunnen sterven aan kanker zijn we al lang dood van iets anders. Naast het stinkend stort in het smerig kanaal wassen mensen hun kleren, doen de vaat, het groententuintje krijgt hetzelfde water…
We rijden dwars door de Nijlvallei. Het landschap is groen, groen, groen. Mensen leven van de landbouw in een superdichtbevolkt gebied. Erachter de woestijn. Er zijn zovéél mensen. Ik durf niet zeggen téveel, maar als je na zo’n reis niet overtuigd bent dat geboortebeperking méér dan hoogdringend is moet je wel scheel en blind tegelijk zijn. Bijna alle mensen hier, en ook in Azïe zijn jong. Ik denk aan het ‘oude’ Europa. Binnenkort is de helft van België met pensioen. Tekort aan jongeren. Hier teveel. Waarom bij ons de pensioenleeftijd verhogen? Waarom kunnen we buitenlandse jonge mensen niet de kans geven enkele jaren bij ons te komen werken, met verplicht vertrek achteraf? In enkele jaren tijd kunnen ze een klein kapitaaltje bijeensparen om in hun eigen land iets te beginnen, wat daar dan weer daar de economie op gang kan trekken. Over die verplichte terugkeer moet je niet sentimentel doen, want het is niet goed dat massa’s mensen definitief naar Europa komen.
Voor de meeste mensen is het leven moeilijk. Gore huizen of hutten met stoffige aarden steegjes ertussen. Hard werken op het veld in de hitte. Het doet aan de treinrit dwrs door Java denken. Toch sraalt alles rust en hoop uit.Ze hebben het véél moeilijker dan de meeste Europeanen maar zien het zitten: Allah zorgt voor hen. Of met de woorden van Ashraf: In Europa maar al ook hier zijn er veel mensen die voortdurend geld achternajagen. Een goed Moslim heeft voldoende als hij kan leven en werkt aan zijn binnenkant. Het zijn wijze woorden. Niet voor één of andere godsdienst, maar voor iedereen. Of in ons gesprek op de bus, gisteren: ‘Ik ben gehuwd met een Zweedse vrouw en was in Nederland. Ik vroeg aan een voorbijganger hoe laat het was, maar hij had geen tijd. Stel je voor!! Nederlanders moeten toch wel echt koude mensen zijn. Gelukkig zijn jullie geen Nederlander!’ Hier inderdaad onvoorstelbaar. ‘Welcome to Egypt’. Het moet gezegd. Mensen zijn over de ganse wereld een stuk warmer, gastvrijer dan de meeste Europeanen. En dit doet veel méér deugd dan onze materiële rijkdom.
Vanop de trein kijk je binnen in de dorpen, de straatjes: Moeders met kinderen. De was. Eten koken. Al Jazeera, maar ook alle Amerikaanse soaps via het bos aan schotelantennes. Een boer op zijn ezel.
Op de MP3-speler zingt Aznavour: ‘Moi, qui n’a connu que le ciel du nord, enmenez moi au bout de la terre, enmenez moi aux pays des merveilles, il me semble que la misère serait moins pénible au soleil’.
‘La bohème, ça veut dire que je suis heureux, nous vivions de l’air du temps et nous ne mangions qu’un jour sur deux’
Je kijkt over de schoolmuur. Het wemelt van de kinderen (ik denk aan de speelplaats van Olva). Huizen in opbouw. Twee kinderen op een ezeltje. Karren en karren suikerriet. De Nijl. Palmbomen. Citroengele graanvelden. De volledig gesluierde vrouw in het coupé naast ons waarvan het zoontje zo graag met ons wil komen spelen. De arbeiders, glimmend van het zweet op ‘t perron…
Het landschap schuift voorbij als een ode aan de mens. Ideaal om onze reisenergie weer vol te tanken.

23 april ’07

Aswan
De trein had ùren vertraging, dus slapen begon pas in de vroege uurtjes. Om 9 h schieten we wakker. Oei! te laat op het kantoor van de bootmaatschappij!
Vlug kleren aanschieten en een ochtendloopje.
-Vanaf vandaag is het kantoor verplaatst naar de high dam, sir, om U beter te kunnen dienen!
-Is ons ticket in orde?
-Weten we niet…
Vlug nog de foto-cd’s op de post, wat inkopen doen en de taxi in naar de high dam.
We spreken 20 Eg Pond (2,5€) af, maar na vertrek zaagt en discussiërt de chauffeur de ganse weg. ‘We spraken 20 € af, niet in Eg pond’. We hebben het al op de zenuwen van vanmorgen vroeg, en kunnen hem wel door het sleutelgat van zijn aftandse ‘peugeot familiale’ duwen! Hopelijks is ons ticket in orde, want de volgende boot is één week later!
Aan de haveningang is het chaos troef, maar na wat zoeken vinden we toch het juiste bureautje. Wonderbaarlijk, het ticket is greserveerd. Onze naam is op hun lijst ingevuld en al! ‘We waren op jullie aan het wachten, sir, je moet enkel nog betalen’
Na de vele controles staan we op de kade. Wat een boel. De bagage is niet te overzien. Het schip wordt werkelijk volgestouwd. En volk! Alles wordt manueel uit kleine trucks overgeladen: frigo’s, TV’s, kisten sinaasappels, een Louis 15 salon,… Als òns schip té vol is, wordt een tweede, platte schuit volgepropt. En hoe? Alles door mekaar. Hoe dìe onderste kist fruit of wasmachine daar heel uitkomt??Alle pakken worden kriskras door mekaar gesmeten, op een toren, tot er écht geen meer bij kunnen. Wellicht vallen er pakken af onderweg.
De boot zit afgeladen vol met Soedanezen. We zijn precies in een andere wereld terechtekomen: zwart Afrika. Als Azië dan al ‘slowly, slowly’ was, is het hier extra slowly.
‘Wanneer vertekt de boot’ is een vraag die je hier niet stelt. ‘Als alles klaar is.’
Op de boot ontmoeten we andere toeristen, net zoals wij. Het is leuk wat te praten met iedereen, maar toch valt het gezelschap wat uiteen in twee groepen: de backpackers en de jeeppackers (reizen eerste klas, méér onze leeftijd, wat bezadgder, en allen op weg met de jeep naar Kaapstad)
Onder de backpackers ontmoeten we Kobe en Lea uit Antwerpen. Ze zijn reeds 7 maand met de fiets op weg van Antwerpen naar Oeganda. Daar willen ze een eigen ontwikkelingsproject opstarten, en daar nog één jaar in meedraaien, vòòr ze terugkeren naar België. Twee fijne jong mensen. Het klikt meteen heel goed tussen ons en het doet deugd je eigen taal te kunnen praten.
We reizen alle vier tweede klas. Dat wil zeggen: je moet maar ergens op de stampvolle boot een slaap-of zitplaats zien te vinden.
Vlak vòòr het vertrek arriveren nog 4 Finse jongens. Ze zien er heel avontuurlijk uit en sluiten meer aan bij de backpackers. Via sponsering hebben ze hun reis bekostigd.
Het is 18.30 h en bijna donker, maar het is zo ver: We vertrekken!
Christine mag op de mat zitten naast twee Soedanese vrouwen. Ze maken leute en stralen een ongelofelijke onafhankelijkheid uit.
-Waarom draag je geen hoofddoek? Och, dit is enkel voor foto’s of zo. Niet echt verplicht in Soedan. Is dit je man?
-Ja.
-Hoelang ben je getrouwd met hem?
-30 jaar.
-Wablief? ’t Is tijd dat je eens verandert. ’t Is méér dan genoeg met dezelfde!
-Mogen mannen hier meerdere vrouwen hebben?
-Ja, maar niet met mij, anders zou ik vechten!
-Wat is dat eigenlijk in de Islamwereld, er mag nies, maar als ik mijn man alleen laat in Aswan, wordt hij direct aangesproken door het kamermeisje: ‘Do you want sex with me?’ Ook op straat willen mannen sex met hem!
-Och, alle mannen zijn gelijk. Ze bekijken Westerse porno-DVD’s en denken dat Westerlingen hen ongelofelijke sex kunnen bezorgen. Onder vrouwen gezegd: ’t zijn stupiede wezens. Als ’t je niet aanstaat, meisje, zet hem aan de deur!
Ze schaterlachen en slaan op hun billen van plezier. Christine lacht naar mìjn idee net iets té hard mee.
We dachten op het buitendek een slaaplaats gevonden te hebben, maar later blijkt dat dit vrij moet blijven voor…In elk geval het gebed. We hebben dus géén plaats. Maar we zien wel, want de man die het hevigst reageert en de plaats gebruikt voor zijn gebedsmatje verlaat de boot als we vertrekken…We lopen even naar beneden, maar zijn te laat terug. Die plaats is nu al ingenomen door anderen. En er is geen vierkante centimeter ruimte meer vrij op die boot.
We gaan eerst eten met Kobe en Lea en na het eten is het dan plots ok om helemaal vooraan op het schip te slapen. Hebben wij geluk zeg. We klauteren direct met de Finnen naar beneden. Een heerlijke plaats onder de sterren. We vallen in slaap met de maan in onze facie…tot…ons voordek overpoeld wordt door de harde tegenstroom op de Nijl. We gritsen onze spullen naar veiliger oorden. Waar naartoe? Kobe doet navraag en nu kunnen we plots wél helemaal op het bovenste dak van het schip liggen. ‘Why?’ Geen vragen stellen en doorslapen…

24 april ’07

Nassermeer - Grens Egypte-Soedan – Wadi Halfa
Om 12 h doemt de haven van Wadi Halfa, Sudan op. Allé, pak je bagge maar vast. Maar oh nee! We gaven gisteren onze paspoorten af, maar die zijn nog niet gecontroleerd. Nu pas begint de ambtenaar op ’t gemak zijn controle, en ook de kaart voor gele koortsvaccinatie wordt gevraagd. De man neemt elke vreemdeling een interview af. ‘Waarom kom je naar Sudan?Wat denk je van…’
Iedereen is geslaagd voor zijn mondeling examen, maar het duurt ùren in die bloedhete boot.
Eindelijk zetten we voet op Soedanese bodem. Welcome…!
Daarna aan wal beginnen de échte grensformaliteiten, weer met interview,…Nee, tijd bestaat hier niet.
Het is 18 h als we de douane buitenstappen. ‘Je moet je nog laten registreren in Wadi Halfa, maar dit kantoor is nu gesloten.’ Allé, ‘t is dus voor morgenochtend.
Voor een taxi naar Wadi Halfa wordt een woekerprijs geraagd. Bargainen helpt niet. Ze lachen je vierkant uit. Maar dan kennen ze ons nog niet! We gaan die twee km gewoon te voet. Kobe en Lea met de fiets. Michaël (uit Parijs) en Hannes (uit Apeldoorn, Nl) komen met ons mee. Michaël is beroepsfotograaf, klassieke zwart-witfilm. Hij verkoopt zijn foto’s door aan de groothandel. Hannes is computerspecialist, maar heeft de computer voor het moment bekéken. Ze leerden mekaar kennen in Israël en besloten samen naar Kaapstad te reizen.
Alle guesthouses in Wadi Halfa vragen woekerprijzen. Niet te doen. Wij, Kobe en Lea besluiten onze tent in de woestijn te plaatsen. Wanneer we dit van plan zijn komt een man naar ons toe, die tegen een kleine vergoeding een slaapplaats op zijn binnenkoer aanbiedt: dit is het hotel van de Soedanezen. Omdat we daar ook water hebben, nemen we het. We leggen gewoon onze matjes op de grond in open lucht. Best gezellig.
Daarna naar het dorp om een ‘full’ te eten: gestampte bonen met wat rauwe tomaten en sla doorgeroerd. Niet slecht. Ons eten wordt op een nat bord gelegd en de sla is ook gespoeld met nijlwater. Het heeft hier dus weinig zin je water nog te filtreren. Ik drink dus direct het plaatselijk water. (Christine wil even afwachten om te kijken of ik ziek wordt)
Terwijl we eten op straat kun je het leven in Wadi Halfa gadeslaan. Alles is zo kleurrijk, zo levendig. Je krijgt er een gelukzalig gevoel van. Mensen komen goeiendag zeggen, een praatje maken…Dit contact is de energie die je op zo’n reis steeds terugkrijgt. We zijn heel blij hier te kunnen zijn. Helemaal anders dan Azië.

25 april ’07

Wadi Halfa – Abri
‘Registreren!’ Als je nog niet wist wat het was, weet je het nu. We worden van het ene politiekantoor naar het andere gezonden. Stempel hier, stempel daar. Met de nodige zegeltjes. Je moet goed opletten. Die deugnieten zeggen de prijs in USD, en dan betaal je een pak méér.
Op het einde is het helemaal goed. De meeste toeristen vòòr ons betaalden 1000 Soedanese pond voor dossierkosten, maar Kobe ving op dat je dit niet moet betalen.
Mìjn paspoort wordt als eerste afgestempeld. (Ik gìl als hij dat wil doen op een nieuwe bladzijde, dus niet!) ‘Dat is dan 1 000 S. Pond.’ Ik steek mijn paspoort in mijn zak. ‘No, sir, I don’t pay!’ Een heel turmult. Smijt zijn boek dicht en wil niet meer verder doen. Dan neemt hij enkele Soedanezen vòòr en loopt gewoon weg. Daar staan dan de andere drie! Na 20 min palaveren kan Kobe hem tot rede brengen: ‘Waar zijn de takszegeltjes?’ Die blijken er dan toch wél te zijn, voor 200 S P. De rest is ‘sevice’. Allé, ’t is toch maar 5X zoveel! We betalen dus die 200 wel, maar niet de sevice. Heel kwaad kunnen ze niet anders dan de andere drie paspoorten ook in orde brengen.
Het heeft ons weer een halve dag gekost om dit in orde te krijgen. Maar ja, wat is tijd hier?
Onze plaats op de bus is normaal gereserveerd van gisteren, maar we weten niet hoe laat hij vertrekt. De eigenaar zegt 14 h. De politie 16h en de mensen 17 h.
We geloven misschien best de eigenaar. Om 14 h draait de motor al en toetert hij heel het dorp overhoop met zijn muziekale claxon: ‘snel, snel, we moeten direct weg!’ Oef, best dat we op tijd waren.
De bus (in Europa noem je dit niet zo: een open stalen vehikel, waar de zitjes nog te smal zijn voor anorexiepatiënten) schiet weg, als was het voor de finale van de internationale busraces. Maar wat blijkt? De liedjes blijven rondtoeteren in Wadi Halfa tot hij bomvol zit. het wordt 15 h, 16 h, 17h,…Of: iedereen heeft gelijk: de bus vertrekt inderdaad om 14 h, maar ook om 15, 16,…
Eén van de laatste haltes zijn we getuige van een hartverscheurend tafereel. Een tiental vrouwen nemen plaats op onze bus en vertrekken weelicht voor héél lang. Ze snikken hartverscheurend. De halve wijk is verzameld. Als we wegrijden gaat het gesnik over in hartverscheurend wenen, tieren van verdriet. Het typisch hoge keelgeluid ratelende tong wordt uitgestoten. Paniek! Een inferno! Hoe erg. We zijn ook heel aangedaan en durven bijna niet opkijken bij al dat menselijk leed. Ik steek me een beetje weg achter mijn zetel, maar, hoor ik daar niet lachen?? Niet te geloven, in enkele minuten tijd zijn de tranen gedroogd en is de sfeer méér dan uitbundig: er wordt gelachen, nee, geierd, gezongen, gebruld. Véél en véél luider dan een bus uitgelaten schoolkinderen, terugkerend van de jaarlijkse schoolreis. Je begrijpt niet wat ze naar de mannen roepen, maar ik zou de blikken weg en weer met zekerheid wulps durven noemen!
Dit gaat zo maar door. Tot Lea een foto wil nemen van het jongetje dat in slaap viel op de schoot van Christine. De moeder veert recht. ‘Het mag niet!’Hup, plezier gedaan. Er barst een luide discussie los met pro en contra. Maar de ma (2X het volume van Christine en geen katje om zonder handschoenen aan te pakken!)moet het niet weten. Voor ons geen punt. Discussie gesloten. Het zingen (=brullen, klappen, dansen) gaat verder…
Heerlijk zo’n bus!
Dolle ma heeft bij haar bagage een grote ronde plateau in geweven stro. Op zo’n nokvolle bus een nogal onhandig ding. Ze probeert het ding aan iedereen op te solferen, wat met luid gedruis geweigerd wordt door de andere passagiers. Plots schuift ze hem bij Lea en Kobe. Maar Lea laat zich ook niet doen en geeft het onding beleefd, voorzichtig maar toch kordaat terug. Hij belandt naast de vrouw voor me,in de middengang. Maar, zìj schuift de ronde traagjes in mìjn richting!
Ik laat me ook niet doen en duw hem regelmatig terug met mijn voet. Wat denken die matrones wel?? Plots zie ik op ongeveer 5 cm van het plafond een elektriciteitsbuis. Het onding kan er wellicht net tussen. Ik pak de strooien soepschotel en duw hem tussen buis en plafond. De ideale plaats. Niemand heeft er nu nog last van! Maar, er barst een turmult los zoals je je dit niet kunt voorstellen. Ik wordt gefeliciteerd, op de schouders geklopt, iedereen wil me zien al was ik de winnaar van de laatste nobelprijs. Vooral de mannen, maar ook de vrouwen gieren van de pret. Wat een onverwachte oplossing! (want iedereen was natuurlijk met spanning aan het volgen wie zou eindigen met die pieke zot)
We komen rond middernacht toe in Abri. Er is maar één hotel. Als de prijs in Wadi Halfa woekerig was, is het hier super.
-How much for a room?
-1 000 S P.
-You are joking! It’s even cheaper in Paris three stars!
Maar geen geintjes. Te nemen of te laten.
We zien Michaël en Hannes terug. Met hen David, een Australiër en Eddy, een Engelsman.Ze besluiten samen met Kobe en Lea een kamer te huren (met zes dus), wat het betaalbaarder maakt. Wij willen in dit heet muggenkot niet slapen en draaien ons kont. Hij moet van verder komen om ons als enige hotelier onder druk te kunnen zetten. We vinden wel een kampeerplaats. Het is aardedonker in het dorp. Ik haal de zaklamp uit. Kapot. Stom ding…Toch hebben we geluk. De politie geeft ons een slaapplaats en licht met hùn zaklamp om ons te installeren…
Wanneer we daar goed en wel liggen op onze matjes zien we Kobe en Lea.’Wat denkt die vent wel? Plots wilde hij nog méér geld. We mochten niet meer in de kamer, maximum vier. Dan kon hij nog een volledige kamer aan ons verhuren. Zo belanden we voor een derde nachtje samen onder de sterren.

26 april ’07

Abri – Dongola
Om 6 h maakt de politie ons wakker. Niets aan te doen. Why? helpt niet. We zijn nog bekaf na 5 uur slapen maar mòeten opstaan.
Het is mooi ontwaken aan de Nijl maar we zijn nog alle vier doodmoe. Lea is al twee dagen ziek.
Christine en ik gaan eten zoeken in het dorp. De full gaat er met moeite in bij mij, maar je moet nu eenmaal eten. We komen David tegen: ‘Er is een bocasi(= een soort jeep met laadbak, waar je in kunt plaatsnemen) naar Dongola om10h. We besluiten mee te gaan, samen met Michaël, Hannes en Eddy. Lea is niet voldoende hersteld om de rit aan te kunnen vandaag. Spijtig. We nemen afscheid maar beloven contact te houden…
Er is plaats voor 8 man in de bocasi, vier per rij. We zitten met 5 in de rij, nog 2 of 3 in ’t midden. De rest op ’t dak, als er geen politie is. Bij een politiepost duiken de dakpassagiers er nog eens tussen. Dan kun je niet meer diep àdemen! Maar het is reuzeplezant. De lokale mensen zijn super vrienelijk, de kinderen wonderlijk schattig, met hun zwarte krullebolletje. Ik wil zo’n kleine dreumes een aai over zijn hoofdje geven, maar door het geschok kom ik in zijn oogje terecht. Hij laat zich willig troosten.
‘Is dit je vrouw? Hoeveel kost ze ? Zijn de vrouwen écht waar gratis in België? Mag ik met je meekomen naar België, want ik kan hier geen vrouw betalen!’
De eigenaar van de auto heeft vier vrouwen. Ik wil wat van de prijs afkrijgen en antwoord hem: ‘You are a rich man. Four woman. I’m a poor man, only one woman!’ We hebben veel leute maar de prijs blijft gelijk.
De rit gaat verder dwars door het zand. Er is gewoon geen weg. De hitte is verschrikkelijk en je hoofd bonkt overal tegen door de putten en zandophopingen. Je kunt je voeten niet verzetten. Toch raast de bocasi aan méér dan 80 km/h door de woestijn met achter zich een meters hoog tornado van zand en stof.
Het is lastig maar je krijgt veel in ruil. Het landschap is fenomenaal. Aan de westkant de magische Nijlvallei, oost de woestijn.
Naast me zit een man en vrouw met drie schattige kinderen. Ze ondergaan alles met een waardige rust, in deze moeilijke, naar Europese normen mensonwaardige en gevaarlijke omstandigheden. Er straalt een diepe warmte uit hun blik naar hun kinderen, en ook naar ons.
In Dongola nemen we de overzet en proberen een slaapplaats te vinden. Dit gaat zo: je ziet het opschrift ‘hotel’, maar er is niemand. De eigenaar zit op zijn luie kont aan de overkant van de straat maar doet niet de moeite om te komen. Zitten en niks doen. Wij kunnen het niet. Hier de meest beoefende sport. Wij noemen het wachten. Hier wachten ze op ‘ niets’. Als je na enig speurwerk ontdekt dat hij de eigenaar is, wil hij misschien wel een slaapplaats verhuren, als ’t niet te lastig is.
We nemen een bed buiten, de andere vier in een kamer. Een goede keuze, want buiten is het een stuk frisser. De eigenaar slaapt ook buiten, op zijn ander binnekoertje.
Ook hier moet je je laten registreren. Dit is een papier laten maken voor…?? We weten het niet. De politiepost is 3 km van het centrum. Meteen een avondwandeling. Daar duurt het een uur. Weerom, tijd bestaat hier niet.Je laat je niet registreren, maar je keuvelt en lacht een uurtje en intussen vult de politieman onze vier namen in, in een dik boek. De stroom valt af en toe wel eens uit en dan kun je natuurlijk niet voortdoen.
Iets eten op straat is geestig om het dagelijkse leven gade te slaan. Er straalt een enorme rust uit de mensen. Ze willen ook geen geld van je, zoals in Egypte en laten je gerust. Natuurlijk zijn ze blij dat je iets bij hen eet, maar het is geen platte commerce. Ja, Soedan is een prachtig en heel aangenaam land!

27 april ’07

Dongola – Karima
Het registratiepapier heb je nodig om de Nijl weer over te steken en verder te reizen. Omdat we met zes op hetzelfde papier staan, ben je verplicht samen te reizen. Maar, de hoteleigenaar wil het papier niet teruggeven. Hij denkt dat hij het moet houden. Na een uurtje palaveren krijgen we het toch los.
David heef dit vanmorgen vroeg al uitgezocht. De tweeënzestigjarige Australiër is in dit moeilijke deel van onze reis een echt godsgeschenk. Hij weet alles direct uit te zoeken omdat hij zo’n enorme reiservaring heeft: werkelijk overal, nog het liefst in verboden gebieden. Wat kan die vent een energie opbengen. En humor! Ook de andere drie zijn aangename reisgezellen.
Nu een bocasi voor Karima zoeken.
Als we dan al dachten dat het gisteren lastig was, is het vandaag nog iets anders. We vinden een open bocasi (=zonde dak) voor de 140 km tussen tussen Dongola en Karima. Eerst is er nog een weg, maar dan gaat het weer dwars door het zand.
Nokvol, in de blakende zon en stof vreten. Het kruipt overal door. Nu begrijp je waarom mensen hier een sluier hebben: om het stof tegen te houden! Een jongen braakt over de rand van de auto. Niemand klaagt.
Het is vier uur berelastig maar onvergetelijk. De stofwolk achter de auto. De zinderende woestijn. De moordende zon. De mannen naast me in wit soepkleed (een term van Koenraad voor de witte jurken die vele mannen hier dragen) Hun haar is geel. Hun zwarte huid ook. Ik kijk naar beneden om me te beschermen tegen een nieuwe zandwolk, de ogen half toegeknepen. Witte en zwarte tenen door mekaar gestrengeld op de bodem van de bocasi, in een gevecht met de natuurelementen. En dat is nu juist het verschil met enkel maar een mooie woestijn zien. Hier maak je hem mee met de Soedanezen.
Mijn gesprekspartner (als de snelheid iets lager is) is een leraar wiskunde. Lager onderwijs is hier ongeveer gratis tot 15 jaar en dus toegankelijk voor iedereen. Daarna wordt het moeilijk als je geen geld hebt. Toch lopen enkel de kinderen van de Nijldorpen school. Voor nomaden met kamelekuddes, dieper in de woestijn is onderwijs onbestaand en niemand weet hoeveel mensen er in de woestijn leven…
In Karima is het 48°C, maar het bed is tenminste proper. We slapen weer buiten. Er komt water uit de douche dit keer, om het stof af te spoelen. Zàlig. Na weer eens full hebben we geen slaapliedje meer nodig.

28 april ’07

Karima
Als je je ogen probert open te doen, plakken ze nog dicht van het stof van gisteren. We blijven hier een dag om ons lichaam rust te gunnen vòòr de volgende dolle rit.
We verkennen het dorp in de morgen, maar rond 11h is geen mens meer op straat.Tot 17h moet je binnen blijven. Ook binnen is het 48°C! Drinken en stil liggen. Alles traag doen, ook verslag schrijven. Zo leer je het woestijnleven in één van de heetste landen van Afrika kennen.
Water staat hier centraal. In de reisgids staat:drink enkel fleswater of gefilterd water. Te gek! We zijn het alle zes roerend eens: je moet je lichaam laten aanpassen aan de bacteriën hier, eventueel enkele dagen ziek zijn en dan het plaatselijke water drinken, wel 10 à 15l per dag. Overal staan aarden kruiken langs straat. De aarde is poreus, waardoor een deel van het water aan de buitenkant van de kruik verdampt.Dit vraagt verdampingsenergie ,waardoor de kruik afkoelt. Very clever, of hetzelfde principe waarop een frigo werkt! Een frigo avant la lettre!
Na 17h is het te doen. Mensen komen weer op straat.We wandelen naar de magische berg ‘Jebel Barkal’. Ooit kwam het Egypte van de farao’s tot hier en ja, rond deze berg zijn pyramiden gebouwd die wonderlijk mooi bewaard zijn. Kleiner dan in Giza, maar niet minder mooi. We zweten de berg op. Het is idillisch. De Soedanese kinderen laten zich aan de zandkant naar beneden rollen. Als kind deden we precies hetzelfde in onze eigen duinen, op hete zomerdagen…
’s Avonds begint het dorp weer te leven. De full komt mijn oren en kont uit. Ik bak wat eieren met brood. Christine gaat met de anderen bonen vreten.
Het is te heet om te slapen. Afspoelen met water. Terwijl de klanken van het dorp de lucht vullen tot wie weet hoe laat, lachen maan en sterren in ons gezicht. Hitte en muggen neem je erbij.


29 april ’07

Karima – Atbara
Dit keer een wat confortabeleler rit in de minibus. Maar toch weer bloedheet en lang. We vertrekken om 8.00 h en rijden bijna in één ruk door tot 15.30h. We zien het niet meer zitten om nog tot Meroe te rijden. Het is precies alsof je bloed op kookpunt staat en je hebt een niet te stillen dorst, alhoewel je de ganse dag bekers water binnen giet.
We besluiten hier te slapen, en op ’t gemak ons potje te koken. Na meer dan een uur zoeken vinden we een geschikt hotelletje met nog juist 2 plaatsjes vrij. Als de anderen vertrekken blijkt er dan toch voor hen nog een kamer beschikbaar. De binnenplaats staat afgeladen vol met bedden. Je kunt er met moeite tussenwandelen. De douche doet zo’n deugd.
Atbara is een gezellig stadje met vriendelijke mensen. We wandelen wat rond in de heerlijke souk en kopen de ingrediënten voor een simpel avondmaal. Roereieren met tomaat en een slaatje van verse tomaten en ajuin.O, we hebben geen bakolie. Geen punt. Iemand rent voor ons naar de winkel en keert terug met voor 1 S Pond olie in een plastiek zakje. Onze reisgenoten vinden het aanstekelijk en trekken ook naar de souk en koken op onze MSR-brander in plaats van het restaurant.
’s Avonds raken we met de Soedanezen aan de praat. We zijn hier duidelijk een curiosum. Ze willen van alles weten! ‘Als je hier 2 maand verblijft, is je huid dan ook zo zwart als de onze?’ Christine doet haar schoenen af (meer mag niet voor een vrouw) om het verschil van enkele maanden te tonen. Leute en plezier verzekerd. Ook de foto’s in ons Soedanboek zijn zeer in trek. Om 22h slapen we onder de volle maan, het is nog steeds 35°C.
Maar…plots begint een zandstorm op te steken! Het stof en de rommel in de lucht meegevoerd spaart ook de open binnenplaats niet. Iedereen draait zich in zijn sluier en bedlaken. Ik doe hetzelfde, maar het zwarte stof vliegt overal door. Ogen, oren, neus… alles is zwart en onder het laken is het een heuse sauna. Na een dik uur gaat de wind wat liggen. Bed uitschudden en opnieuw douchen. Met antimugspray en oorstops kan de oorverdovende Soedanese TV niet verhinderen dat ik in een diepe slaap val. Christine heeft zich door dit alles niet laten verstoren. Ze slaapt en snurkt er lustig op los in haar lakenzak (waar ze als vrouw altijd in moet slapen), nat van het zweet.
De volgende morgen maakt een oudere vrouw ons duidelijk dat ze onze reisgids wil zien. Ze toont ons de foto in het boek van één van haar stamgenoten en wijst heel trots naar haar identieke halssnoer. Ze vraagt aan Christin jouw halssnoer ook van je stam?
30 april ’07

Atbara – Meroe – Karthoum
Reizen in Soedan is echt niet simpel. Om de piramiden van Meroe te bezoeken moet je eerst een permit halen . Gelukkig kan dit hier in Atbara. Voor teachers halve prijs. Daarna 2 bussen. Iedere keer wachten tot ze vol zitten. Het blijft dus maar duren. Soedanezen hebben er geen probleem mee: zitten en niets doen (buiten water drinken).Voor ons wat moeilijker, maar het wachten is ideaal om een praatje te maken en het leven hier gade te slaan. Een hand geven gebeurt hier met een aanloop, een “slag” op je hand! Diepgemeend en heel deugddoend. Het maakt je blij!
Soedanezen zijn meestal rustige, vriendelijke mensen. Ze zijn niet uit op je geld. Bakshis is hier onbestaand, een verademing na Egypte. Omdat het prijsniveau hier vergelijkbaar is met Europa denken wij vaak dat we erop gelegd worden, maar achteraf blijkt dit meestal niet zo te zijn. Er is hier geen bargaincultuur. De prijs blijft de prijs en als je nu koopt of niet moet je zelf maar weten. Ze hebben de meeste leute van de wereld als je weggaat. Soms kan er snel een kortsluiting zijn. Bvb in het internetcafé. Voor 15 min. vroeg de man 4 U.S.D. Michael werd pas goed kwaad voor zo’n woekerprijs! Ben jij een eerlijke moslim!?? En plots wilde hij niet eens meer geld.
Uitzonderlijk kan je wel eens grimmig aangesproken worden. Phoeaah, Engels…Waarom ken je geen Arabisch?? Of: weet je ’t al hé ventje: Allah is de Almachtige en Mohamed zijn profeet!!! Ik lach hem vierkant uit met zijn Allah. Ik leef toch ook?? Zonder Allah. Dan moet je niet veel terug zeggen.
Vrouwen zijn een “cas speciale”. Het zelfbewustzijn van deze fiere schepsels is de natte droom voor de vrouwenemancipatie in Europa! Als ze een betere plaats op de bus willen moeten de mannen maar opschuiven. Maar dan hebben ze zonder de Westeuropese man gerekend: ik sta mijn plaats niet af! Zo’n heilige man die bij de jonge vrouw wil scoren grijpt me vast, maar ik blìjf!
De site van Meroe is werkelijk de moeite waard! De piramiden zijn hier kleiner dan in Egypte, maar het landschap errond is sprookjesachtig. En je bent hier helemaal alleen. Je hoort de stilte. ’t Is precies of de farao’s naar je kijken. We wandelen in de rode zandheuvels en genieten van de hitte…
Nu autostop. De eerste passerende truck stopt. We stappen in de laadbak van de tweede opligger. Een tweede truck brengt ons tot in Shendi, waar we net de bus naar Karthoum zien stoppen. Op een drafje. Net op tijd. We zijn in de beschaafde wereld beland: een geklimatiseerde bus! Rond 18h rijden we Karthoum binnen. Een minibus brengt ons naar het centrum, maar slaping vinden is weer eens niet simpel. We belanden op een vuile binnenkoer vol bedden. Uit de douche komt weinig water As usual. Maan en sterren boven ons maken alles goed.

1 mei ’07

Karthoum
In het woestijngebied ten N. van Karthoum is het leven hard. Eén van de droogste en heetste gebieden van onze planeet. De Nijl is de levensader.We hebben met open mond gezien hoe de mens zich hier heeft aangepast. En hoe vol het leven hier is. Mensen maken leute, plezier, dansen, zingen. Overal muziek. Léven. Er is geen honger, en de Soedanese staat legt een splinternieuw wegennetwerk aan om alle dorpen te ontsluiten. In een gebied zo groot als W.Europa, een megaproject! De werken zijn overal tegelijk bezig. Er wordt een nieuwe dam op de Nijl gebouwd, die volgend jaar gans N.Soedan stroom en drinkwater moet leveren. Of, hoe hoopvol alles er uitziet als je hier passeert!! En wat zie je dan op TV? De oorlog in Darfour, of je leest dat de enige spoorlijn naar Wadi Halfa niet eens meer rijdt. Niets van. Soedan is in volle ontwikkeling, alles verandert hier heel snel. Binnen enkele jaren kun je in een dikke week met je autootje van thuis tot hier rijden! Media bij ons vertellen enkel slecht nieuws. Ook BNP cijfers zijn belachelijk. Iedereen helpt iedereen. Mensen maken hun eigen bakstenen, kweken zelf hun voedsel of ruilen het. En dit zie je niet in die cijfers. De wereld is er véél en véél beter aan toe dan wij in Europa denken! En dat de meeste mensen méér leute maken dan wij is ook een feit…
Michaël en Hannes, onze twee overgebleven reisgenoten hebben geen geld meer, en door het Amerikaans embargo kun je geen betaalkaart gebruiken. We hebben hen 50 € geleend maar hebben de rest zelf ook nodig.
We gaan dus alleen naar de Ethiopische ambassade. Het visum aanvragen moet in de voormiddag, om 15 h mag je het al afhalen! Heel vlotjes, dus. Intussen internetten we. Alles ok thuis.
Karthoum kan ons niet echt boeien, maar we willen toch graag het historisch museum en de samenvloeiing van de Witte en de Blauwe Nijl zien.
In het museum zien we een ras dat we al lang niet meer zagen: andere ‘witte’ toeristen. Ook met camera. Die twee daar hebben nogal wat mee! Zo’n bak van een videocamera. Maar…de Belgische vlag staat erop!?!
-Hello, sir! From Belgium?
-Ja!
-Oh la,maar…ik heb jou precies nog gezien.
-Ah ja?
-Wacht eens een momentje. Jij bent van de TV! Waar heb ik jou gezien?
-Aha…
-In de laatste show, de bloemetjes en de beestjes.
-Aangenaam, Dirk Draulans.
-En jou ken ik ook.
-Aangenaam, Peter Verlinde.
We vertellen kort wat over onze reis en vernemen dat Karel Degucht in het museum is.
Even later schudden we handjes met onze bloedeigen minister van buitenlandse zaken… Het doet altijd deugd mensen van je eigen land tegen te komen.
We nemen afscheid, maar…we namen geen foto!
We lopen vlug terug. Op de foto met de minister.
-En, heb je op je wereldreis een land tegengekomen waar het beter is dan in België?
-Eh, nee…
Nog een kiekje met Dirk en Peter. We worden onze email gevraagd en wisselen dit en ook de website uit. Wie weet komt hier nog wel iets leuks van als we weer thuis zijn?

2 mei ’07

Karthoum – Gedaref – Gallabad – grens Soedan-Ethiopië – Metema
Michaël en Hannes blijven nog in Karthoum, dus we reizen vanaf vandaag weer alleen. De minibus brengt ons naar het zuidelijk busstation van Karthoum. Ticket nemen en de bus op.
Plots komt de politie mij van de bus halen! Als een bandiet wordt ik de security office binnengebracht. Wat is me dat??
-Je hebt vanop de bus een foto genomen van het busstation. Dat is verboden!
-Excuseer, dat wist ik niet. Ik fotografeerde niet het busstation, maar die kleine dreumes daar.
De uitleg voldoet hen helemaal niet, ik moet voor de overste verschijnen. Een soldaat met machinegeweer wijst naar de camera, ik ben bang dat de geheugenkaart in beslag genomen wordt…
Er wordt weg en weer gediscussieerd, in mijn paspoort gebladerd. Duidelijk een serieuze zaak.
Door het groot aantal visa in mijn paspoort geloven ze uiteindelijk dat ik geen terrorist of spion ben, maar een rasechte toerist. Incident gesloten!
De weg naar Gedaref leggen we af in een moderne lijnbus met airco en al. Rond 14 h zijn we er. Tijdens de lange rit is het landschap langzaam overgegaan van woestijn naar steppe: eindeloze graslanden met hier en daar een boom. Een typisch Afrika-landschap. In mijn verbeelding zie ik hier de eerste mensen rondlopen. Het is heel mooi.
Vanaf Gedarf ligt een splinternieuwe asfaltweg naar Gallalabad. In plaats van 10 uur duurt de reis maar 2 uur meer! We laten het ons geen twee keer uitleggen maar jumpen in een bocasi naar de Ethiopische grens.
Het landschap is adembenemend: Steppe met kleine dorpen. De dorpelingen zijn gitzwart en wonen in ronde hutten, opgetrokken uit takken en stro.
Aan de Ethiopische grens verandert het landschap heel plots, omdat we een eerste lage bergketen inrijden. Het landschap is veel groener en de zwarte aarde heel vruchtbaar. Tijdens de grensformaliteiten breekt dan ook ons eerste tropisch onweer los! We zijn in enkele minuten kletsnat en stappen met een kilo kleverige kleismurrie aan elke voet al glijdend naar het volgend kantoortje. Intussen is het pikdonker en omdat er hier geen elektriciteit is, zie je geen hand voor je ogen! Gelukkig hebben we Anna, een jonge Ethiopische vrouw, die we leerden kennen op de bocasi. Ze spreekt wat Engels en kent hier goed de weg. Ze leidt ons naar de énige slaapmogelijkheid in dit donker gat. Natuurlijk is het er weer eens extra smerig, maar als je moe bent is alles goed…
Joepie! Gedaan met full! (die gestampte bonen komen werkelijk na twee weken mijn oren uit) Hier krijg je een grote pannenkoek (wel 50 cm diameter) waar wat vlees en saus op ligt: njerra. Je eet met drie van dezelfde njerra. dit gaat zo: Je scheurt met je (gewassen!) rechter (!) hand een stukje pannenkoek af, en neemt met dit stukje wat vlees en saus. En dan, hop, in je mond.
Anna was in Soedan op zoek naar werk, maar ze keert teleurgesteld terug. Er is in Karthoum voor haar geen werk en ze kan zich niet aanpassen aan de hitte daar. ‘Ethiopië is veel frisser, en groener!’ Het is niet haar eerste tocht op zoek naar werk. Via Syrië, Libanon en Turkije bereikte ze illegaan de E U, Griekenland. Ze beschrijft de gevaarlijke en moeilijke tocht, de mannen die hen als prostituee wilden gebruiken en verkopen. Ze vernietigde haar paspoort maar werd toch teruggestuurd naar Syrië. daar belandde ze in de gevangenis tot haar familie geld opzond om haar retourticket naar Addis Abeba te betalen.

3 mei ’07

Metema – Bahir Dar
Alle bussen vertreken voor dag en dauw in Ethiopë. Om 5 h eruit!
De weg klimt direct de Ethiopische bergen in. Het landschap is liefelijk mooi, de weg een marteling. We worden door mekaar geschud als nooit tevoren. De bus stopt regelmatig omdat de dieselleiding lekt, of een tot op de draad versleten band wordt vervangen door één die nog meer versleten is…
je kunt hier helemaal niet plannen wanneer je ergens toekomt.
We raken aan de praat met een jongeman uit het hoge noorden van Ethiopië. Hij is op weg naar Jibouti, waar hij hoopt werk te vinden in de horeca of zo. Als hij wat geld kan sparen wil hij studeren in China. Voor de busreis naar Jibouti leende hij, net als Anna, geld…Werk en studeren, het komt steeds terug.
Het is al donker in Bahir Dar, maar Anna kent de weg.

4 mei ’07

Bahir Dar – Tis Abai – Bahir Dar
Reizen in Ethiopië is niet gemakkelijk. Met de gewone mensen reizen en praten op de bus is heel aangenaam, maar vanaf het moment dat je uitstapt omringen mensen je, om te bedelen, te verkopen, je te bedriegen…Vooral kinderen vinden het normaal dat je voortdurend geld geeft.’We are poor’ zeggen ze ons. En het is natuurlijk waar dat mensen heel weinig hebben, maar hier op het platteland merk je geen ondervoeding: Ethiopië is een rijk landbouwland, met de grootste Afrikaanse veestapel. Wel dicht bevolkt. Het gonst van de mensen. Via satelliettelevisie zien mensen het leven in Europa en vooral de VS, waardoor ze ook méér verlangen in het leven dan enkel een volle maag en een dak boven ’t hoofd…
Ook hier in het busstation is een ticket naar Tis Abai bemachtigen compleet gekkewerk! Tientallen mensen roepen, brullen rond je. Een zwerm vliegen die je maar niet wegkrijgt. Ze willen je een jeeptocht naar de Nijlwatervallen verkopen, of een minibustrip, of het busticket voor jou nemen (+commissie natuurlijk), of…
Via wat elleboogwerk vinden we de juiste bus. we weten al lang dat je het ticket betaalt aan de busbegeleider en dat de bus maar vertrekt als hij vol is.
Als we vertrekken op de middag ben ik helemaal gedesoriënteerd. We moeten toch naar het zuiden rijden, maar die verdomde bus rijdt voortdurend noord! Pas achteraf valt mijnen Euro: we zijn al onder de zon dòòr gereden natuurlijk! Een korte berekening toont aan dat de zon zich nu loodrecht boven 12°NB bevindt.
Uit het dorp is het pad vinden een makkie en de watervallen zijn werkelijk prachtig, ook al is er in het droog seizoen veel minder water. Als er méér waterdebiet is wordt de rode aarde hier meegesleurd tot in Egypte: één van de plagen.
We proberen wat te genieten, maar je wordt geen minuut gerust gelaten…
Terug naar de bus. We komen Abraham weer tegen. Toen we toekwamen met de bus wilde hij ons overtuigen dat het hoogstnoodzakelijk was ons retourticket te reserveren:
-Welkom, welkom. Waar kom je vandaan?
-België.
-Kan ik jullie helpen? Mijn naam is Abraham.
-Niet direct.
-Weet je dat de laatste bus om 16 h is?
-Nee.
-Hij zit steeds nokvol. Als je je plaats niet reserveert kun je hier vanavond niet meer weg, en er is geen hotelkamer.
-We zien wel.
-Geloof je me niet? Wat ga je dan doen? Je hebt dan een groot probleem.
-Dat denk je maar. Het is jouw probleem. We slapen dan onder de Ethiopische sterren en nemen morgen de bus.
-Je moet het maar weten (loopt kwaad weg)
Nu zitten we in de bus. Hij kijkt ons aan met zijn zwarte ogen:
-Ik probeerde jullie te bedriegen maar het is mislukt. Volgende keer stéél ik geld van julie, want ik heb geld nodig.
-Dat moet je zelf dan maar beslissen…
-Ik hoe niet van Belgen, wel van Amerikanen.
-Ik denk dat je vooral van geld houdt. (algemeen gelach in de geamuseerde bus)
-Waarom ga je niet werken?
-Er is hier geen werk!
Wat ik zelf een pijnlijk antwoord vindt. Ik geef hem een warme blik terug…Hij weet dat we hem begrijpen.
Naast me zit een lerares Engels en moraal.We raken aan de praat over het Ethiopisch onderwijs. Weer eens, maar het blijft één van mijn favoriete onderwerpen. We wisselen email uit.
Op een terrasje over het Tanameer uitkijken, de zon zien ondergaan en beseffen dat dit de bron is van de Blauwe Nijl…We zitten te midden van andere Ethiopiërs, die het goed stellen en ons dan ook gerust laten. ’t Is niet al kommer en kwel.


5 mei ’07

Bahir Dar – Muka Tur
Om 5.30 h staan we aan de bus. Oei. Bijna vol, maar toch geluk: de twee laatste plaatsen.
De weg is wondermooi maar superlastig. Het schudden kun je je gewoon niet voorstellen. Het stof, de hitte…
We doen er twee uur over om het cañon van de Blauwe Nijl te passeren: eesrt naar beneden zwoegen en daarna via de slingerende grintweg met de puffende, krakende bus weer helemaal naar boven!
Dezelfde chauffeur rijdt 12 uur, onafgebroken, met slechts één rust. Wij zijn kapot, en de chauffeur heeft het ook bekeken om 18 h. De laatste 200 km zijn voor morgen. Zo worden busritten hier georganiseerd. Je weet dat je naar Addis reist. Wanneer je toekomt? Vandaag, morgen? Dat zie je wel.

6 mei ’07

Muka Tur – Addis Abeba
We vertrekken weer eens om 5 h, voor de laatste 200 km. De weg is gelukkig geasfalteerd. Daardoor is de rit veel minder lastig, en dat merk je: iedereen is veel meer ontspannen. We maken een praatje met de mannen rond ons en worden kwad aangeboden. (een plant waarop je kunt kauwen en wat euforisch van wordt) Dat is het geestige als je zo reist. Natuurlijk zijn we weer de enige niet-Ethiopiërs. Maar… op zo’n bus zijn we ook altijd de oudsten. Oma en opa te midden van jonge mensen. Dit komt omdat zo’n busrit voor ouderen gewoon ondoenbaar is, maar ook vooral omdat de gemiddelde sterfteleeftijd hier 45 jaar is! (wij zijn hier in dit land dus stokoud)
Na een korte minibusrit arriveren we om 9 h in Piazza, één van de centrumwijken van Addis.
We houden het wat kalm vandaag want we zijn beiden een beetje ziekjes. Het stof en de vermoeidheid heeft ons een ontsteking op de luchtwegen bezorgd, met wat koorts.

7 mei ’07

Addis Abeba
Christine is er weer bovenop vandaag, maar ik voel me grieperig en koortsig. Rustig aan, dus. Bij een eerste verkenning zie je dat Addis een gezellige stad is, met veel terrasjes, café’s, restaurants…Je kunt hier ook een biertje drinken, om niet te zeggen dat het de nationale drank is. De meeste mensen stellen het hier goed: proper gekleed, een terrasje doen, iets uit eten…
Maar je ziet ook schrijnende armoede. Het is gewoon verschrikkelijk! Duizenden mensen liggen op straat, tussen lompen, als hoopjes vuil. Ook op de middenberm van de viervaksweg liggen honderden mensen. Je weet niet of ze nog leven of al gestorven zijn. Er zijn gewoon geen woorden voor alle ellende die je hier ziet. Kinderen in lompen vragen je voortdurend geld om te overleven. De meeste Ethiopiërs geven vlotjes, en wij kunnen het ook niet laten, alhoewel je aan kinderen eigenlijk niet mag geven. Het is anders hier. Het is overleven.
Dit zijn de meest deprimerende beelden van onze ganse reis. En wat kun je doen? Je wordt er intriest van. Van thuis uit steunen we reeds enkele jaren het project Siddharta, dat oa met straatkinderen werkt. Eén van de volgende dagen bezoeken we enkele projecten. Misschien worden we dan wat wijzer.

8 mei ’07

Addis Abeba
Vandaag ben ik pas goed ziek en moet in bed blijven. Alhoewel. Onze kamer is zò lawaaierig dat je zelfs met oorstops niet kunt slapen. We verhuizen dus.
En dan de financies. We slagen er maar niet in met de visakaart geld af te halen, en jawel, we zitten zonder. En…ons paspoort is op de Keniaanse ambassade, waardoor geen enkele bank geld wil geven.
Christine regelt de meeste zaken en informeert ook voor een ‘tour’ naar Zuid Ethiopië, want we voelen ons zò slap. Té slap om weer zo’n harde busrit aan te kunnen. Pffff,de prijs is minimum 500 €! Ofwel eindigt onze reis hier en vliegen we terug naar Caïro…

9 mei ’07

Addis Abeba
De koorts is gezakt, waardoor ik weer in aktie kan schieten. Die tour kan ons plots gestolen worden. We gaan naar het busstation en informeren voor een busticket naar Jinka, op vrijdag. Tegen dan zijn we er wel door!
Daarna de mercado. Even schrijnend. Miserie, miserie, miserie…
Geen geld hebben met je visakaart is maar een tijdelijk probleempje voor dikke kapitalisten zoals wij. Een mail naar huis om het codenummer te checken lost het probleem misschien op? Maar op de mercado komen we plots een geldautomaat tegen. (terwijl iedereen hier beweert dat je dit enkel in de sjieke hotels vindt) De birrs rollen uit de muur. Geldprobleem opgelost.
We proberen in de namiddag wat foto’s op CD te plaatsen. Hoe vriendelijk iedereen hier ook is…Men probeert, herprobeert, downloadt een speciaal canonprogramma,…Tijd en moeite spelen hier geen rol, maar na 4 uur, 2 computercentra en een fotoshop geven we het op. Telefoneren lukt ook niet.

10 mei ’07

Addis Abeba
Een auto van www.sidharta.be pikt ons op. We kunnen twee van de vele projecten bezoeken. Helemaal niet ver van waar we verblijven rijden we een woonwijk binnen. Bijna allemaal golfplaathuisjes, maar zo ziet bijna gans Addis eruit. Slechts een aantal straten hebben grotere gebouwen en erachter ben je direct in de sloppenwijken.
We komen toe op een project voor straatjongens. Ze worden van de straat opgepikt en krijgen de gelegenheid in het centrum te blijven om een opleiding te volgen. Ze moeten ook bereid zijn in het project in te stappen. Wat niet makkelijk is omdat de meeste verslaafd zijn aan alcohol en drugs. Ook agressief gedrag is een probleem. Vooraf moeten ze meerdere intervieuws door om hun bereidheid en motivatie te onderzoeken. Heel wat jongens haken dan al af. Wie blijft krijgt in het eerst jaar psychologische begeleiding. Alles is toegespitst op verandering van gedrag en weerbaarheid aankweken. Bijvoorbeeld door het aanleren van jongleernummers je bewegingen ondercontrole krijgen. Het tweede jaar geeft opleiding voor hout-en metaalbewerking, eindigend op een diploma. Dan ben je klaar om de wereld in te stappen.
‘Little heaven’, het tweede project, werkt met aidskinderen die door hun ouders niet verzorgd kunnen worden, of verlaten zijn. We komen in een klasje. Het alfabet wordt net aangeleerd. We bezoeken de slaapplaatsen, de uitgebreide infirmerie, want via medicatie aids in de hand houden is niet simpel. In dit centrum vinden een 30-tal kinderen een thuis, van de missschien wel 100 000 HIV- besmette kinderen in deze stad…
Toch probeert de regering ook iets te doen. Aids medicatie wordt nu in de ziekenhuizen gratis verstrekt. Ook staatsonderwijs is gratis tot de tiende klas. Al horen we dat een klas soms 70 leerlingen telt en de rijkere kinderen een privéschool nemen.(Waar hoorden we dit nog? India, Nepal, China,…Overal, uitgenomen in Europa, want ook in de VS of Australië kost degelijk onderwijs een fortuin!) Voor de uniev kun je een goedkope staatslening afsluiten die je terugbetaalt als je werkt.
Je merkt dat de economie hier nog niet wil beginnen draaien. Er is veel goede landbouwgrond en voedsel, maar door de enorme bevolkingstoename is er geen werk voor iedereen op het platteland. Jongeren trekken weg naar Addis, of nog verder.
Of zoals de jongen die onze paspoorten en visa inscant (we zetten dit op ons emailadres, om, bij diefstal toch altijd een nieuwe afdruk te kunnen maken) me vertelt: Ik koos om niet te studeren. Je leent geld en achteraf heb je toch geen werk, tenzij je iemand kent bij de regering of industrie. Er is gewoon zo weinig werk. Ik leende geld om een computer te kopen, leerde er op mezelf mee werken, en kan nu de eindjes aan mekaar knopen via het geven van fotoservice, maken van kaartjes, inscannen…Ik ben nu door het moeilijkste.
Werk, werk, werk. Je kunt het maar bekomen door industrialisering op grote schaal. De rest is dagdromerij. Maar in een land dat afgesneden is van de zee en geen delfstoffen heeft moet je eerst wegen krijgen. En dat is hier niet voor morgen…
Je zou het vergeten. In Ethiopië en Kenia staat wellicht de wieg van de mensheid. We gaan naar het nationaal museum. Indrukwekkend! De oudste ‘prehominide’ (=voorloper van de homo sapiëns) is in Ethiopië gevonden: 4,5 miljoen jaar oud! Om stil van te worden. Toch is het 3,5 miljoen jaar oude skelet van ‘Lucy’ het meest indrukwekkend. Ik weet hoe belangrijk deze ontdekking is om een beeld te krijgen van de menselijke evolutie en ben diep ontroerd dit voor 40% intact skelet met mijn eigen ogen te mogen zien. Eén van de indrukwekkendste momenten van onze reis. Van hieruit is de mens via de Nijlvallei naar het Midden Oosten getrokken. We legden dezelfde weg af.

11 mei ’07

Addis Abeba – Arba Minch
Om 4h eruit, want de bus naar Jinka vertrekt om 5h. Een rit van twee dagen.
We kunnen op onze twee oren slapen, want we namen gisteren reeds ons ticket.
Zo’n busstation is niet iets goed georganiseerd zoals bij ons, of in Turkije of Spanje. Nee, het is gewoon een enorme open plaats aan de rand van de stad, waar honderden aftandse bussen van in de jaren stilletjes in ralantie draaien en hun blauwe dieseldamp uitbraken. Er is niets aangeduid. Geen bestemming, geen vertrekuur. En toch weet iedereen waar zìjn bus staat. En als je ‘Jinka-bus’ vraagt, sta je in enkele minuten op de juise plaats.Onze vertrekplaats heeft toevallig een ander kemerk dan alle andere: overal staat een bus, hier niet.
We leren 3 jongens van een jaar of 20 uit Jinka kennen. ‘De bus komt elk moment, don’t worry!’
Na een uur nog geen bus. Ik ga naar de ticketverkoper. ‘Don’t worry.’
Intussen vertrekken in snel empo bussen naar het ganse land. Ik voel me een gerookte vis in dieselparfum. Maar allé. Don’t worry.
Intussen is het al 6.30 h. Het wordt klaar. De ticketverkoper komt: ‘technical problems! Je zou beter je ticket wisselen voor Arba Minch (=halverwege) en dan kun je morgen daar de bus nemen naar Jinka.
Maar gelukkig hebbben wa alweer vriendjes. Steven, één van de drie Jinkaboys komt vlug naar ons toe. ‘Er komt seffens een andere bus. Je moet je geld terugeisen en een nieuw ticket nemen.’ Sisay, de verkoper ziet het liever anders, maar de jongens discussiëren met hem zodat hij niet anders kan dan wisselen.
Het wordt 7.30 h. Nog geen bus te zien. ‘Don’t worry’ fluistert Steven ‘Maar pas op. er zijn méér tickets verkocht dan er plaatsen zijn. Van zodra de bus toekomt moet één van jullie bij de rugzakken blijven en de andere zo snel mogelijk naar binnen gaan en twee plaasen bezetten.
Intussen maak ik een praatje met Sisay, vooraan in de twintig. ‘Ik studeerde marketing, maar vind geen werk. Daarom verkoop ik nu bustickets. Met dit inkomen kan ik geen gezin stichten. Hier in dit land komt het bijlange nog niet in orde. De spanningen tussen de 38 verscillende volkeren in Ethiopië en een regering die niet deugt! Ik studeer nog, om een hoger diploma te behalen. Als ik dit heb kan ik emigreren naar de VS. Wat kun je anders doen?Of, hoe je de gekende ‘braindrain’ nu eens van de andere kant hoort.
Om 8 h zien we ons vehikel afkomen. De wachtende meute kan misschien voor de helft mee? Het wordt trekken en duwen. Ook Sisay helpt ons om als één van de eersten op de bus te komen. Voor de overgebleven passagiers is ’t voor morgenochtend…
We rijden het chaotische Addis buiten. Om het nog wat deprimerender te maken passeren we de reusachtige vuilnisbelt met afval van 5 miljoen Addissers. Honderden mensen doorzoeken met hun blote handen minutieus alle afval op zoek naar voedselresten, petflessen, plastiek…Wat een wereld!
We zitten op een veel betere plaats en de weg is ook een stuk beter dan op de vorige busrit. De bus heeft ook maar 2X een korte panne. Ook een meevaller. We dalen van het Ethiopisch hoogplateau af in de Centraal Afrikaanse Slenk. De eerste meren en vulkanen doemen op in ’s werelds grootste ‘scheur’. Het landschap wordt steeds groener, de mensen kleurrijker, Afrikaanser. Een lust voor het oog. De ganse dag weer genieten van de bovenste plank.
Het is avond als we in Arba Minch toekomen, gedropt aan het benzinestation. In het donker kunnen we het busstation voor morgen of een hotel, niet vinden.
Gelukkig ontmoeten we na wat ronddolen een jongeman die ons naar een simpele kamer leidt en ook het busstation aanwijst. ‘Of we samen met zijn vriend iets kunnen gaan eten?’ OK voor ons.
Tijdens het eten is ons contact toch niet zo belangeloos. Beide jongens zijn ‘local guides’, en doen ons een voorstel: ‘We kunnen jullie begeleiden om de lokale stammen te bezoeken, maar dan helemaal anders dan in een ‘tour met jeep’ zoals je die kunt nemen in Jinka. Zo’n tour is duur en je bezoekt enkel stammen zoals de Mursi, die gewoon voor de show vlug zo’n schijf in hun onderlip steken en doen alsof ze nog zo leven. Het levert je mooie fto’s op (aan 1 birr per genomen foto!) maar dat is alles. Puur toneel en ze kunnen dan nog agressief worden ook als je niet genoeg betaalt. Wat we voorstellen is het volgende: Mijn vriend Kassa reist mee met jullie, en regelt alles. Je reist met openbaar vervoer of truck, naar Omorate, via Woito en Turmi. In deze dorpen zijn er lokale markten waar stammen aanwezig zijn, en heb je een natuurlijk contact met hen. We kunnen in Turmi ook koffie drinken bij vrienden van ons, in zo’n traditioneel dorp. Je wordt afgezet aan het immigratiekantoor van Omorate. Kostprijs voor 4 dagen: 1 500 birr (=125 €) Begeleiding, overnachtingen en twee maaltijden per dag inbegrepen voor twee personen.’
Het is wel buiten ons budget, maar het is een interessant voorsel en een eerlijke prijs, waardoor we niet bargainen. We geven wel maar een klein voorschot want we weten niet of we Kassa kunnen vertrouwen. Misschien zien we hem morgen wel helemaal niet.



12 mei ’07

Arba Minch – Woito
Om 5h klopt Kassahun Bekele, onze local guide, op de deur. ‘Hurry, hurry, the bus is leaving!’
Hij ziet er nogal moetjes uit. ‘Slecht geslapen. Ik was bang niet wakker te komen om 4 h, en de bus te missen.’ Zo te zien zal Kassa dus wel meevallen. We betalen de helft van het bedrag, de andere helft op het einde.
De weg naar Woito is nog mooier dan gisteren. We bollen steeds verder in de slenk, met aan beide zijden hoge bergen, die eigenlijk twee horsten (=opgduwde stukken) zijn, langs het breukvlak.
De hitte is niet te harden en de weg is heel slecht. Grote stukken ontbreken, bruggen zijn vernield en er is geen asfalt. Naast me zit een man die de wegenwerken hier in de streek coördineert:
-Wat vind je van de weg?
-Hij is niet zo goed, maar in het Noorden van je land was het véél slechter. er wordt wel op vele plaatsen gewerkt. Trager dan in Sudan, maar toch. Misshien zal het zuiden binnen 10 jaar over een behoorlijk wegennetwerk beschikken, broodnodig voor economische ontwikkeling? Er wordt ook elektriciteit doorgetrokken. Dit is hoopvol.
-Ja, er is een plan. Met geld van de wereldbank moet het wegennetwerk er komen. Maar op de hogere niveau’s neemt iedereen zo zijn deeltje van het geld, waardoor veel te weinig overblijft voor de werken zelf…Ook veel kleine corruptie. Daardoor is het asfalt te dun en schiet het niet op. Dat is hier zo. Ons kent ons. Het komt in orde, maar wanneer…? Hier is geen revolutie met wapens nodig zoals in het verleden, maar een revulutie van de geest! Een complete mentaliteitswijziging, wil het in dit land ooit in orde komen.
Rond de middag arriveren we in Woito. Met Kassa trekken we naar de lokale markt. Hij zorgt ervoor dat we ons zo onopvallend mogelijk tussen de mensen bewegen en praat met de locals om hen gerust te stellen. Natuurlijk val je als enige blanken toch wel heel erg op, maar na wat verwondering worden we opgenomen in het geheel. Op de markt zijn twee stammen aanwezig: de Tsamai en de Buana, in hun traditionele kledij. Alhoewel van kledij hier vaak weinig sprake is, buiten een prachtig versierde lendendoek. Jonge mannen en vrouwen hebben hun slanke zwarte lichaam prachtig versierd. Een lust voor het oog, en ook erg sexueel geladen. Ja, we zijn hier ver weg van allerlei godsdientregeltjes: sexualiteit, vruchtbaarheid is hier zo natuurlijk, een deel van het dagelijkse leven, een deel van de mens.
Mensen komen ons heel spontaan een goeiendag zeggen, een hand schudden. Sommigen komen aan ons voelen. Vooral het goudblonde haar op mijn armen intrigeert ze. ik voel ook aan hun zwarte armen.
We gaan zitten en proeven de plaatselijke sorgumdrank. Nu zijn we helmaal opgenomen in die sierlijke massa…
Christine heeft er het handje van weg heel onopvallend foto’s te nemen (fluistert Kassa me toe) van dit voor ons wonderlijke gebeuren.
Wanneer we ’s avonds wegwandelen zijn we weer omringd door kinderen. Wat hebben die hier een leven in vergelijking met de meeste Belgische kinderen…Hun ogen zijn twee karbonkels van levensvreugde.
We wandelen de savanne verder in en genieten van de zonsondergang boven dit Afrkaanser-kan-het-niet landschap. Twee jongens geven ons een hand en tewijl ik in hun gitzwarte ogen kijk, besef ik dat we vandaag één van de meest indrukwekkende dagen van onze reis beleefden.

13 mei ’07

Woito – Turmi
Na een bloedhete nacht voelen we ons niet bijzonde fit. Woito is het eindpunt van het busvervoer, omdat alle bussen naar Jinka rijden. Wij willen nu richting Turmi en moeten dus een truck afwachten. Goed om wat slaap in te halen.
Kassa doet navraag bij iedere truckchauffeur en om 13 h hebben we geluk. We klimmen in de laadbak, bovenop wat bagage. We zijn niet alleen. De truck zit vol lokale mensen in hun typische klederdracht. Het is dus ‘hun bus’, want op die weg kunnen bussen niet passeren. Het wemelt hier van de kleine dorpjes, en regelmatig stopt de truck om mensen op en af e laden. Het is machtig hier te passeren en de slenk verder te volgen! Iedereen moet betalen, maar doet dit niet graag. Bij het innen van het geld zijn er steeds weer hoogoplopende discussies. Eén man discussiërt niet. Hij is doodziek. Wellicht malaria, vertelt Kassa. Hij moet naar het gezondheidscentrum in Turmi, en wordt ondersteund door zijn twee zoons in de hardschokkende truck. een echte marteling…
Na het uitgedroogde Chew Bahirmeer schiet de weg omhoog, het gebergte in. Bijna alle bruggen zijn weggespoeld, we rijden door de droge rivierbedding. Als het hier begint te regenen mag je het vergeten!
Na 4 uur arriveren we in Turmi, misschien nog niet het einde van de wereld, maar toch bijna.

14 mei ’07

Turmi
Onze overnachtingsplaats was tevens lokale bar en disco. Niet te doen. We zoeken vanmorgen eerst een andere slaapplaats.
Daarna naar een klein dorp in de omgeving, waar nog geleefd wordt als vroeger. We slenteren wat rond. Heel interessant, maar onwennig. We voelen ons echt indringers en durven geen foto’s te nemen.
Daarna worden we ontvangen in de hut van het stamhoofd. (Dit is geen spontane gastvrijheid. We betaalden 35 birr (=3 €)voor de ingang van het dorp omdat dit een nationaal park is. Met dit geld kan de stam voedsel en andere gebruiksvoorwerpen aankopen. Een aanvulling van het harde bestaan, hier.) De oudste dochter zet koffie en we maken kennis met de oudste zoon en toekomstig stamhoofd. De mooie dochter is te koop. Je moet het aantal koeien en birr met pa overeenkomen. Dan is ze van jou.
Zo’n hut heeft twee verdiepingen. Boven slapen de ouders, beneden de leefruimte en slaapplaats van de kinderen. Iedereen slaapt op een dierenhuid, rechtstreeks op de aangestampte aarde. De vuurkuil is zò aangelegd zodat de wind de rook meeneemt in de juiste richting, dwars door de wand van de hut, want die bestaat enkel uit takken met overal luchtspleten tussen. Dit is nodig, want de tocht in de hut zorgt ervoor dat de hitte uit te houden is.
Heel interessant dit alles te zien, maar we missen de hartelijkheid van gisteren. Het lijkt ons té georganiseerd, of zijn we te moe?
De lokale markt in de namiddag is absoluut de moeite waard. Het is de ontmoetingsplaats voor stammen uit de brede omgeving, heel schilderachtig. De mensen zijn prachtig, maar…vragen je voortdurend 1 birr om een foto te nemen. We hebben er wat moeite mee. Meer dan de plaatselijke mensen zelf die heel graag fier op de foto staan, en zo een zakcentje verdienen…
We ploffen neer op ons bed.Deur en venster dicht! Oververzadigd. Kinderen, mensen,…dringen rond je wanneer je die twee vierkante meter verlaat. Soms kan het eens te veel zijn en dan verlang je intens naar huis, hoe overweldigend mooi alles hier ook is.
Kassa vindt geen transport naar Omorate, het grensstadje. Wachten tot morgen, dus.

15 mei ’07

Turmi
Gisterenavond hadden we een kleine discussie met onze gids. Of we de rest van zijn loon kunnen uitbetalen, want hij kan de onkosten niet verder betalen. We kunnen dit wel begrijpen en geven nog een deeltje. De laatste 400 birr weiger ik. ‘In Omorate, aan de immigratie, zoals afgesproken.’ Hij is nogal kwaad en dringt ook erg aan. We begrijpen niet waarom, maar vermoeden dat er iets schort met het transport. De vrachtwagen die ons vandaag zou meenemen kan de Konsorivier niet passeren, want het regenseizoen is hier sinds gisteren echt begonnen. Regelmatig plenst een tropische regenbui neer. Snel over, maar de waterhoeveelheid is enorm. Droge rivieren worden kolkende watermassa’s.
‘Wanneer kunnen we vertrekken’ is een vraag die we niet meer stellen. We wachten. Het is al namiddag. En we leren het nooit omdat we Europeanen zijn. De mensen hier hebben geen probleem met tijd. Als je nu vandaag of morgen vertrekt, wat maakt het uit?
Kassa komt langs terwijl we zwetend een boek lezen.
-Geen zorgen, er komt ten laatste vanavond een truck. Intussen ben ik hier naast de deur om wat met vrienden te praten. Mag ik je MP3-speler even lenen terwijl je een boek leest?
-Ja, natuurlijk.
Maar terwijl ik hem geef denk ik: Hij zal toch niet verdwijnen met mijn MP3-speler ipv die 400 birr?
Christine hoort de vrachtwagen voor Woito vertrekken, loopt vlug de straat op en vangt nog een glimp op van –wellicht Kassa- in de laadbak!
We kijken overal rond. Nergens te vinden. Dada Kassa en MP3-speler. Wat zijn we stom geweest…
We doen navraag. ‘Wel nee, Kassa is niet naar Woito. Hij is meegereden naar de rivier om zélf te kijken of de truck kan passeren, 5 km verderop.’ We geloven het niet echt, en hebben er een slecht voorgevoel bij.
Daar zitten we nu. Als we hier al iets leerden is het wel dat iedereen hier iedereen indekt.
Ik neem een besluit. Bloedheet of niet, met mijn oude loopinstinct ben ik in een halfuur aan de Konso.
Van ver zie ik de auto’s die niet kunnen passeren met hun driver aan de rivier staan. Maar geen Kassa.
-Kun je de rivier nog steeds niet passeren?
-Nee, misschien morgen, als het niet meer regent. Jullie gids ligt daar wat verder onder een boom. Hij probeert zo snel mogelijk transport te vinden, maar je ziet…
Nu zie ik inderdaad tussen het hoge riviergras Kassa. Te snoezen met mijn MP3-speler. Zijn vrienden hebben een disc-man. ik zet me bij voor een praatje en leg uit hoe je muziek op de speler kunt plaatsen, downloaden van internet…Hoeveel zo’n MP3-speler kost? ‘20 €’ lieg ik, omdat zelfs dit hier een onmetelijk bedrag is…
Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en kijk naar het wiegende bladerdak, glinsterend groen in het hete zonlicht. Een glukkig gevoel. Niet omdat ik mijn MP3-speler terugheb, maar omdat mijn vertrouwen in die andere mens niet geschonden is.

16 mei ’07

Turmi - Omorate
Voor dag en dauw worden we gewekt door Kassa. ‘Kom, vlug! Er is een truck aan de andere kant van het dorp, uit Jinka, naar Omorate. ‘We lopen door het struikgewas zodat de politie ons niet ziet. Want vanaf vorige maand mogen vreemdelingen niet meer mee met trucks. Enkel nog met gehuurde tourauto’s omdat die taks betalen aan de staat op jullie transport. Ze moeten ook een verzekering nemen.
Als drie indianen springen we uit het struikgewas in de truck. Over een zandweg rijden we de Omorivier tegemoet. Het landschap is prachtig (weeral), het wordt bloedheet.
Om 10 h staan we aan de immigrationoffice. Gesloten. Dat is wel raar.
-De ambtenaar komt om 11 h.
-OK, dan gaan we eerst ontbijten en informeren we hoe we aan de Keniaanse grens kunnen komen.
Er blijken twee wegen te zijn. Langs de oostkant van het Turkanameer is het nog 80 km naar de grens. Je kunt ook de Omorivier oversteken en via de westkant reizen. Makkelijker en sneller. Dan is de grenspost 28 km ver. Dus beiden te ver om in de vochtige hitte hier te voet te doen…Kwestie van transport te vinden dus.
We informeren, maar merken meteen dat het opletten geblazen is! Overal moet eerst geld op tafel komen voor zogezegde ‘local guides’ die alles voor jou willen organiseren. Maar er zijn slechts vage beloftes: morgen of overmorgen komt er zeker transport. De prijs? Weten we niet. Moet je afspreken met de bestuurder. Intussen horen we dat een groepje Ethiopiërs al vier dagen wacht op transport!
We nemen het volgende besluit: als we -vandààg!- geen zékere oplossing vinden, gaan we gewoon (hum: ’t is maar efkens twee dagen via Turmi en Konso) terug en nemen de grensovergang via Moyale.
Intussen is de immigration nog steeds potdicht. ‘ Middagrust, sir. Om 15h.’
We verspreiden ons in het dorp op zoek naar informatie. Christine hoort dat een truck vanavond vertrekt via de oostkant van het meer.
De chauffeur kan of wil geen Engels praten. Ik neem een local guide mee voor de vertaling. (en die zeker ook zijn commissie bekonkelfoest) Ze discussiëren wat weg en weer.
-De prijs is 800 Birr (70€) voor jullie beiden.
-Wablief? Je denkt zeker dat ik gek ben? Voor 80 km truck?
-Hoeveel wil je betalen?
-40 birr per persoon is de normale prijs!
De man draait zijn kar, en ik ook. We reizen dan wel terug via Moyale! Wat denken ze wel! Ik laat niet met me sollen. Ze zullen de Europeanen hier nog eens leren kennen!
Ik stap resoluut naar Christine , die nog steeds wacht aan de immmigration met onze bagage, maar onderweg denk ik: Je bent niet slim. Je wil naar het Turkanameer, oostkant, de wieg van de mensheid. Via rustig onderhandelen haal je misschien je slag thuis.
Ik loop terug, maar de driver is onvindbaar. De local guide (?) vindt hem snel. Met wat onderhandelen wordt het 500 birr. Nog een woekerprijs. Ik laat niet profiteren van me en sla het af.
Met de local guide wandel ik het plaatselijk cafe binnen. Een andere man spreekt me aan.
-Ik ben de immigrationofficer. Wat is je probleem?
-Waarom is je kantoor dicht? Mijn vrouw wacht al de godganse dag aan je gesloten deur.
-Ik weet al lang dat jullie hier zijn, maar als je geen transport kunt regelen stempel ik je niet uit. Want misschien vertrek je weer via Moyale, en na mijn stempel kun je dit niet meer.
-Er is transport, maar veel te duur. Het is een echte schande hoe jullie hier met toeristen omgaan. Jullie denken slim te zijn maar je bent stom. Reizigers informeren mekaar, ik plaats op internet in mijn reisverslag hoe het er hier aan toe gaat in Omorate. Voor een gewone reiziger is er geen betaalbaar transport. Klaag dan niet dat je niemand ziet.
-Jamaar, niet iedereen is hier zo!
-Wel, vind jij dan iets voor me?
-Hoeveel wil je betalen?
-200 birr is zeker méér dan genoeg!
De ambtenaar zoekt dezelfde chauffeur op. Er wordt weg en weer gepraat.
-200 birr is OK, maar, zou je nog 50/pers kunnen bijbetalen omdat de chauffeur jullie alleen nog een heel stuk moet doorvoeren, tot het eerste dorp in Kenia?
Ik vemoed dat die 100 birr zijn eigen commissie is, en antwoord daarom:
-300 is OK voor ons, maar wel te betalen in Illeret, het eerste dorp in Kenia, bij aankomst!
-OK, om 18h kun je vertrekken.
We gaan naar het immigratiekantoor. Paspoort gestempeld. We bevinden ons in ‘niemandsland’, nu.
Plots krijgen we weer een tropische regenbui. De wegen worden herschapen in één modderpoel…
‘Vertrek om 8 h, morgenochtend, sir. Nu is het niet meer mogelijk.’
Dus nog een nachtje Ethiopia op een gore binnenkoer met oorverdovende discomuziek tot 3 h ’s nachts…

17 mei ’07

Omorate – grens Ethiopië-Kenia – Illeret
Om 8h geen enkele beweging aan de truck.Wanneer vertrekken we? Binnen een uur. Het wordt 9h, 10h,,…
Intussen zoek ik verder naar transport. Een truck rijdt terug naar Konso om 14h, wat wil zeggen dat we morgen in Moyale kunnen zijn. We beslissen dat dit voor ons de deadline is: Indien we vòòr 14h niet écht vertrokken zijn, nemen we de truck en blazen we het Turkanameer spijtig genoeg af. Intussen kunnen we nog andere mogelijkheden zoeken. In het café zie ik een man in Keniaans uniform.
-Ben je hier met de auto?
-Ja.
-Rijd je terug via de westkant van het meer?
-Ja, mijn auto staat aan de overkant van de Omorivier. Ik rijd vanmiddag tot Lodvar in Kenia. Vanaf daar heb je de bus naar Naïrobi.
-We willen wel graag met je meegaan. Hoeveel vraag je?
Een groepje jonge mannen die zich uitgeven voor ‘local guides’ staat rond ons. Er wordt weg en weer gepraat met de Keniaan. Ik weet wat dit is: commissies, baschis, worden afgesproken.
-150 USD per persoon.
-Wablief? Denk je dat ik gek ben? Nog in geen 150 jaar!
Ik vertrek, maar na een half uur kom ik de man met de local guides weer tegen.
-Hoeveel wil je maximum geven?
-50 USD voor ons beiden, en geen halve dollar meer!
-We kunnen tot een overeenkomst komen, maar je moet met de local guides onderhandelen. Ikzelf wil niet meer met je praten.
-Waarom? Ik heb met hen niets te maken. Jìj bent chauffeur!
Nu neemt één van de jonge mannen het woord:
-Ga eerst gaan afkoelen in de Omorivier, man! Dan kunnen we rustig praten en je probleem bekijken.
-Ik moet niet afkoelen en heb ook geen probleem. Er rijdt een truck richting Moyale, vanmiddag. Dan nemen we die, en dan heb jij een probleem: je verdient niks, vandaag.
-Je snapt niets van Afrika. Als je wil dat er hier iets gebeurt moet je geld onder tafel schuiven en tijd en geduld hebben. Dit is Afrika, man!
-Dit is Afrika niet. Het is gewoon platte corruptie. Jouw Afrika, en dat van velen met jou, waardoor Afrika niet vooruit komt. Corruptie van hoog tot laag. Werk ik niet aan mee. Je denkt slim te zijn, maar je bent stom. Reizigers informeren reizigers op internet.
-We zitten daar niet mee in. Niet iedereen leest dit. Verdienen we morgen niets, dan is het overmorgen.
-OK, als dat je houding is. Maar klaag dan niet dat alles zo goed is in Europa. Of dacht je misschien dat wegen, bruggen enz. er in een land kunnen komen door de ganse dag op je luie kont te zitten zoals jij? Hoe denk je dat Europa er gekomen is? Door te werken! Europeanen hebben dit alles gemaakt!
Neem elk een schop vast en herstel de weg door je dorp! Morgen ploeter je dan niet meer in het slijk na elke regenbui! Ik zie hier enkel vrouwen werken.
-Toch ga je met geld over de brug moeten komen voor ons.
-Ploeter verder in je slijk! Ik betaal 50 USD, enkel aan de chauffeur, en bij aankomst in Lodvar! Te nemen of te laten. Saluut!
Zo werkt het hier inderdaad altijd. ‘Vrienden’ zijn onontbeerlijk om te overleven. Ik doe dit voor jou, jij doet dit voor mij. De jongens leveren illegale klanten aan de Keniaanse ambtenaar. Betaalt hij niet, dan geven we hem aan en leveren we geen klanten meer. De ganse Afrikaanse maatschappij is op dit principe gebaseerd. Van hoog tot laag.
Intussen is het 13 h. Christine voert met een andere man een glijkaardig gesprek. Hij wil, zoals de meeste Ethiopiërs naar Europa omdat alles er zoveel beter is. Wij zijn rijk en hebben geluk.
‘Stel je eens voor dat je hier in zo’n slijkdorp als Omorate je ganse leven moet slijten. Er is hier niets…En een gewoon eerlijk gesprek, zoals wij dit nu hebben kan in Afrika niet. Achter ieder gesprek zit een bedoeling. Iedereen wil steeds iets van je. Soms ben je dit kotsbeu, ook als Ethiopiër’
Intussen is het 13 h. Onze zogezegde truck staat daar nog steeds te staan, maar de chauffeur is de jeep met laadbak ernaast aan het inladen.
Christine praat met Gabriël, een Keniaanse jongen, die ook wil meerijden naar zijn geboortedorp aan de grens. Iemand die geen geld aan ons wil verdienen, hij komt uit de hemel gezonden omdat hij ons weet te vertellen dat we kunnen overnachten net over de grens en dat er ook transportmogelijkheden zijn. Een hele gruststelling!
‘We vertrekken wel’ zegt Gabriël,. Maar wanneer??
Om 14h is het zover.
Uiteindelijk zit de laadbak afgeladen vol met goederen en mensen. We zitten en liggen door mekaar zo goed het kan. Er is geen weg, we rijden dwars door de begroeiing. Takken schuren langs je huid. Ik trek een lange doorn uit de rug van de jongen vòòr me. Regelmatig valt iets uit de té volle auto. In de bocht vliegt een andere jongen uit de laadbak…
Er zijn twee babies mee. Vastgekneld in de armen van hun moeder om zoveel mogelijk schokken op te vangen. Anderen, ook wij, houden om beurt iets boven hun hoofdje voor het brandende zonlicht. Iedereen ziet af. Niemand klaagt. Ook dit is Afrika…
Voor ons wordt het een unieke tocht. De majestueuze natuur in ’s werelds grootste slenk. Maar dat niet alleen. We rijden van dorp naar dorp als gewone passagier en zijn zo de stille getuige van het leven in stamverband zoals dit wellicht al bestond in de steentijd…Het is niet te beschrijven. Zò overweldigend.
Kinderen lopen naakt en gaan op in die kleurrijke natuur. De sierlijke, ook bijna naakte lichamen van jonge mannen en vrouwen zijn gemaakt door een Beeldhouwer nog veel groter dan Rodin. Het lichaam van oudere mannen en vrouwen is ook om stil van te worden. Ik kijk naar een oudere vrouw en zie een beeld van musée Rodin in Parijs voor me. Heel mager. Ze heeft veel kinderen gehad. Haar borsten en buik tonen dit levenswerk. In onze westerse cultuur noemen we dit een uitgezakt, versleten lichaam en probeer je dit wat te camoufleren. Hier mag je fier zijn op zo’n lichaam, en de vrouw straalt dit ook uit. Ik vind haar heel mooi. Haar gerimpelde gezicht zou je zò in je twee handen kunnen koesteren, want de tekenen van dit lichaam tonen je ook hoe hard het leven hier is. De jonge vrouw naast haar heeft nog geen kinderen gehad. Ze is prachtig. De gespannen huid rond de volmaakte lichaamsvorm straalt jeugd en levenskracht uit. De Meesterbeeldhouwer….
Dan doemt het Turkanameer op, de wieg van de mensheid. Mijn hart jubelt van vreugde.
Wolken pakken samen. Iedereen heeft het zien aankomen, de dagelijkse portie in het regenseizoen. Het water gutst in bakken naar beneden. We kruipen nog dichter bijeen onder een doek, maar alles is direct drijfnat. De weg is in een handomdraai een glijbaan en net vòòr de grens zitten we onherroepelijk vast in het slijk. In de striemende regen, met aan elke voet een kilo slijk: uitgraven, takken onder de wielen, duwen…
Om 18 h arriveren we in Illeret, het eerste dorp in Kenia. Ik betaal maar 200 birr (15€), want de auto reed niet voor ons alleen tot hier.
Er is geen grens of douane. De volksstammen leven aan beide zijden en trekken zich van die twee landen niets aan.
Er is gelukkig een Benedictijnermissiepost waar we onderdak vinden, hier, op het einde van de wereld.

18 mei ’07

Illeret
De missiepost is een mooi gebouw. Er heerst orde. We kregen gisteren een propere kamer, en het is stil om te slapen. Een gezellige leefruimte met kleine bibliotheek, een zithoek. Dit beetje beschaving doet zo’n deugd, na al die weken smerigheid, lawaai, slijk en stof.
We verblijven echt ìn het dorp en zijn daardoor geen bezoekers. We leven hier precies mee, waardoor je op een natuurlijke manier het leven kunt zien.
De mensen hier zijn duidelijk niet gewoon blanken te zien. We worden soms aangegaapt als een nieuw wereldwonder. Kinderen zijn bang en lopen weg. Weg van die twee bleekscheten…
Mensen leven in simpele hutten. Je kunt er niet in rechtstaan. Het krot van Hira is een paleis daarmee vergeleken! Als het regent (wat hier wel bijna nooit gebeurt) sroomt het water over de vloer, en er wordt op de vloer geslapen op een simpele dierenhuid…
Nochtans kun je met natuurlijke materialen een grotere, mooiere hut bouwen. Een simpele aarden wal kan het water tegenhouden…Maar het gebeurt niet omdat mannen hier niet werken. Ze zitten de ganse dag onder een boom. Werk is voor vrouwen. De mannen zijn nog luier geworden door de voedselhulp van het rode kruis. Nu moeten ze niet meer met hun kuddes naar Ethiopië, om dieren voor graan te wisselen…
Mensen hebben hier tijd zat. Datgene wat we in de westerse wereld niet meer hebben. Maar of we dit zo zouden willen? Nee hoor. De dag is rond als je wat eten klaarmaakt en met de kudde rondloopt. En wat moet je dan nog meer doen dan voor je hut zitten? Er is hier echt niets…
De missiepost heeft een school opgericht en probeert een stuk ontwikkeling te brengen. We kunnen dit alleen maar toejuichen. Ook als een meisje tegen haar zin uitgehuwelijkt wordt vindt ze hier bescherming.
Toch bespeuren we een heel groot misprijzen voor de lokale cultuur, wanneer we met de Keniaanse pater praten. Mensen worden verplicht kleren te dragen, naakt lopen is slecht. Waarom godsdiensten het zò moeilijk blijven hebben met dit deel van Gods schepping? Veelwijverij? Verboden. ‘One woman, one man!’ roept de pater me méér dan heftig toe. Bij het doopsel worden mensen ook verplicht een ‘Christian name’ te nemen. Die naam wordt dan op school gebruikt…
Ze leren mensen betere huizen te bouwen, maar dan wel naar Westers model…
De pater ‘doet hier dienst’ in dit godvergeten gat, maar wil graag zo snel mogelijk weer vertrekken van bij die ‘wilden’.
Mensen willen toch zo dringend met ons een praatje maken. Het zijn geen gewone praatjes. Iedereen in die missiepost wil iets van je. Na enkele minuten komt onherroepelijk de vraag. Geld. Wil je mijn studies niet sponseren? Ik wil zo graag naar België komen. Mijn ogen moeten verzorgd worden…Je moet het de ganse dag geduldig aanhoren, maar kunt weinig méér doen dan je emailadres geven en een dikke cent achterlaten op de missiepost…
Ja, in Afrika ben je nooit alleen! Maar toch kunnen we op het onbeleefde af alle gidsen en bereidwillige mensen van ons afschudden en (alleen!) wegglippen om een wandeling te maken naar het meer.
Ik zwem in het zoute water, zie de hutten van de omliggende dorpen. Kudden met gitzwarte herders grazen op de oever. Een vrouw spant een net en vangt in een handomdraai twee grote vissen. Een slanke jongeman met speer in aanslag passeert…
Het contact met de natuurvolkeren aan het sprookjesachtige Turkanameer is voor mij wellicht de diepste ervaring van onze ganse reis…

19 mei ’07

Illeret
Ik zit nog altijd met een ontsteking van de luchtwegen en Christine met een typisch vrouwelijk probleem. Tijd voor een bezoek aan het plaatselijk gezondheidscentrum. We krijgen er zicht op de aidsproblematiek: Er is in de dorpen een heel hoge besmettingsgraad. Preventie is jammer genoeg nog steeds de enige mogelijkheid. De peilers van de campagne zijn: vrijwillige controle na risicogedrag, condoomgebruik en als je seropositief bent, wordt gevraagd al je sexpartners op te biechten in het centrum. Ze kunnen dan ook gecontroleerd worden! Want er is hier geen mogelijkheid op verzorging. De dichtste medische post is Marsabit, op 2 dagen rijden over een verschrikkelijke weg. Terwijl andere aidspatienten met medicatie nog 20 jaar kunnen leven ben je hier gewoon in enkele jaren dood. Er zijn hier dus veel wezen, die dan gelukkig door de missie gesteund en opgevangen worden.
Toch is dan de houding van de paters tov aids weer onverantwoord: Ik lees een biologieboek van de plaatelijke missieschool door in de leefruimte. Er is maar één methode om aids te voorkomen, nl geen sex voor het huwelijk. Ook zoenen geeft soa’s over! In het ganse boek 3 regeltjes over condoomgebruik: indien je partner via bloedtransfusie of zo besmet raakt is het toegelaten binnen het huwelijk een condoom te gebruiken. Stel je voor! Afrikaanse mannen houden het nu eenmaal niet bij één vrouw (wij ook met moeite zeker?), dus hélpt zo’n houding gewoon aidsverspreiding. Dit biologieboek zou in ons land door de leerplancommissie afgekeurd worden! Terwijl ik dit lees kijkt de paus uit zijn foto naar me toe. Bange blanke man…
Er is natuurlijk veel concurrentie. Ook op het einde van de wereld , hier, midden in het dorp staat een kleine moskee en wat verder een protestandse missiepost! ‘Maar dat zijn niet de goeie!’ verzekert Gabriël me met klem. De Katholieke missiepost doet het meest voor de mensen.
Intussen raken we hier niet weg. De pater belooft altijd maar: ’s Morgens zeker!
Nee, om 14h vertrekt een vrachtwagen naar Kobi Fora. Jawel, er komt een auto…
’s Avonds doe ik weer navraag bij de pater:
-Nee, ’t zal morgenvroeg zijn…
-Goed, als de vrachtwagen morgenvroeg vertrekt, is er dan voor ons iets geregeld?
-Nee, want ik heb nog niemand gezien van het Leaky-centrum, en ik kan hen ook niet opbellen.
-Hoe kunnen zij dan weten dat we willen meerijden?
-Tja… Hoe kun je daar geraken? ’t Is 7 km ver, en in die moordende hitte…
-Dat dacht je maar. Als ik weet waar het is gaan we er wel naartoe.
-Als je dat wil. Ik roep een jongen om met je mee te lopen.
We gaan met drie op pad, maar, de avond is al aan het vallen. We raken er nooit voor het donker en dan kunnen we natuurlijk fluiten naar de vrachtwagen morgenochtend. Lopen is de oplossing. Christine keert terug, de jongen wil met me meelopen.
Het is erg lastig lopen in het zand, bergop en de vochtige hitte snijdt je adem af. Naast me loopt een 16-jarige Keniaan. Hij behoort tot het ras dat de beste lopers van de wereld levert en schiet dan ook als een pijl uit de boog weg. Mijn hart bonst bijna uit mijn ribbekast.
-Are you tired?(ik zie een smerig glimlachje)
-No, no…(Mijn oude lopersinstinct komt boven. Wacht maar, als ik kan zal ik je pakken!)
Na twintig minuten hoor ik aan de adem van mijn partner dat de energie opraakt. Ik zet ongemerkt een klein tandje bij. Na enkele minuten:
-Stop, stop…zijn de enige woorden die er nog uitkomen. Hij ontploft bijna…
Met eenzelfde smerig glimlachje:
-Je dacht dat Europeanen niet konden lopen hé.
-Ja…
-Je dacht dat oude ventjes niet konden lopen hé.
-Ja…
Ik geef hem een flinke schouderklop.
-Troost je maar. Kenianen en Ethiopiërs zijn de beste lopers van de wereld! Veel beter dan de meeste Europeanen.
Intussen doemt het tentenkamp van de Leaky-stichting in het donker op. Ik ken het titanenwerk van Dr. Richard Leaky en zijn ouders redelijk goed en heb grote bewondering voor de fossielen die zij konden vinden rond het Turkanameer. Ze zijn van een onschatbare waarde, omdat ze een groot stuk van de evolutieweg van de mens aantonen. Dr Leaky is iemand waar ik veel bewondering voor heb. Het is dus niet moeilijk om via een uitgebreid gesprek to the point te komen (ja, je leert het na een tijdje toch wel om op de ‘African way’ iets te vragen)
-Ben ik hier toegekomen in het Leaky-center?
-Ja…
-Ik ken het werk van Richard Leaky heel goed, omdat ik zelf een biologieleraar ben, in België.
-Oh, kom jij uit België? Wat kom je hier zoeken in zo’n verlaten en onherbergzaam gebied?
-De fossiele vondsten van Dr Leaky aan het meer hebben een grote indruk op me gemaakt. Daarom wilde ik dit meer met mijn eigen ogen aanschouwen. Het is de wieg van de mensheid en wellicht de grootste fossiele schatkamer van de wereld.
-Ja, dat is zo. Er liggen hier naar schatting nog 100 000 onontgonnen fossielen.
-Ik bewonder Dr Leaky misschien nog meer, omdat hij voorzitter is van de ‘transparancy organisation’. Ik denk dat de Afrikaaanse corruptie op alle niveau’s de economische ontwikkeling tegenhoudt. Daarom is zijn werk zo belangrijk. Een ware revolutie in mentaliteit is nodig op dit continent!
En wat jullie hier doen is m.i. ook heel belangrijk. Het bouwen van een centrum met museum, waardoor de fossielen in de streek kunnen blijven. Dan komen er ook wegen, wat toerisme en werkgelegenheid…
-Dat is inderdaad onze bedoeling. We willen ons echt inzetten voor de ‘vergeten streek’, zoals de oostkant van het Turkanameer wel eens genoemd wordt, want niemand verblijft hier voor zijn plezier op de heetste plaats van Afrika! Infrastructuur is hier zeker nodig, maar boven alles is een mentaliteitswijziging het allerbelangrijkst. De streek heeft àlles om te ontwikkelen. Er zijn leraars voor de scholen, bouwmaterialen, voldoende voedsel…Vreemde hulp is niet nodig, maar het moet gewoon gebéuren!
À propos, Dr Leaky is hier gisteren geweest.
-Ik weet het en ben erg spijtig hem net gemist te hebben! (Grrr de pater zijn fout natuurlijk! We hadden gevraagd te mogen meekomen gisterenmorgen met hem, het was OK, maar plots was de olijke pater vertrokken. Vergeten te zeggen, ik kon hem wel een draai rond zijn oren geven!)
-Wat kom je hier zo laat op de avond nog doen?
-Wel, we logeren al 2 dagen op de missiepost in Illeret en raken daar niet weg. We hoorden dat er morgenochtend een truck vertrekt richting Kobi Fora. Als we konden meerijden…
-Dit moet ik bespreken met de ‘driver’. Maar ik denk dat je geluk hebt.
Eerst kijkt de driver me nogal stuurs aan, maar ons gesprek wordt doorverteld…
Zijn gezicht klaart op
-Het is OK. Morgen om 6 h moet je hier zijn, maar ik geef je de raad niet in Kobi Fora te blijven, want om dààr weg te raken…! Je kunt beter meerijden tot Naïrobi, in drie dagen, en eventjes stoppen daar.
-Dat is goed voor ons. Wat moeten we betalen?
-Dr Leaky zou dit nooit willen! Je krijgt gewoon een lift van ons.
-Ik wil dit niet gratis. Dan maak ik iets over voor de organisatie.
-Ook dat zal dr Leaky niet willen. Hij is daar echt heel streng in. Alles moet zuiver zijn. Maar, geef misschien je emailadres. We willen wel graag met jou in contact blijven. De chauffeur kun je wél een fooi geven.
Zo’n correcte houding doet na een maand Afrika met bakshis en bargainen voor alles toch zo’n deugd!
We moeten de 7 km niet teruglopen. Als dikke vrienden worden we teruggevoerd. Christine springt een gat in de lucht, en nog één erbij als ze hoort dat we niet om 4 h moeten opstaan om die 7 km te voet af te leggen met onze rugzak. Dit vervoer heeft de pater dan weer voor ons geregeld.

20 mei ’07

Illeret – Kobi Fora – Sibiloi national park – Loiyangalani
Voor de eerste keer in Afrika vertrekken we op tijd en ook de truck past bij het werk van de Leaky-stichting: prehistorisch. Maar oerdegelijk. Enkel de speciale 4WD en de keiharde vering kunnen het hier uithouden. Omdat er niet echt een weg is bollen we over stenen, door zand en worden we door mekaar geschud als nooit tevoren. We komen één truck tegen in de loop van de dag, vast in een droge rivierbedding. We rijden zo dicht mogelijk tegen de oever van het Turkanameer, eerst naar Kobi Fora. Op onze planeet is dit de meest vermaarde fossiele vindplaats. We genieten er van de prachtige omgeving, maar de belangrijkste fossielen liggen in het nationaal museum in Naïrobi.
Het Sibiloi national park is gewoon schitterend om door te rijden! We zien wilde zwijnen, bavianan, giraffes, zebra’s. Niet echt dicht, want de dieren in dit park zijn mensen niet gewoon omdat er bijna nooit bezoekers zijn: onbereikbaar, ook voor een gewone 4WD! We passeren stammen die enkel leven op een visdieet…
Daarna dalen we weer af tot de oever van Turkana: Loiyangalani. We zijn doodop en hebben de daver op ons lijf, maar het was weer eens onvergetelijk .
In het dorp komen we een jongeman tegen die met ons een gesprek aanknoopt. We zijn doodmoe en weten al waar het na 5 minuten op uitdraait.
-Wil je mijn studies niet sponseren? Ik wil zo graag studeren maar mijn ouders kunnen dat niet betalen.
-Weet je dat je in de laatste twee weken misschien al de honderdste bent die mij dat vraagt? En besef je dat dit voor ons echt niet geestig is? Bijna alle gesprekken die wij hebben draaien steeds rond geld. Jullie denken dat het geld aan de bomen groeit in Europa. Zelfs als ik dat zou willen, ik kàn niet al die studies betalen.
-Wel, betaal dan enkel de mijne.
-Dat zal ik niet doen. Wij steunen de ontwikkeling in Afrika op een andere manier, via organisaties.
-Misschien kun je dan iets van me kopen?
-Nee!
-Wel, we hebben nu met mekaar gepraat. Dit wil zeggen dat we vrienden zijn. Vrienden geven mekaar geschenken. Maar ik kan aan jou niets geven, want ik heb niets. Jij kunt aan mij als vriend wél iets geven als geschenk.
We antwoorden niet meer. Het is zo vermoeiend. Ook de guesthouse vraagt de dubbele prijs…
Maar onze chauffeur is als een rots in de branding! Hij vertelt ons de ware prijs, en raadt ons aan meer komaf te maken met jongeren die zo’n gesprekken voeren. Ze willen enkel profiteren en meestal is er niets van aan!
Spijtig. We hebben zeker begrip voor de noden, maar de veel Afrikanen denken nog steeds dat ‘het’ zal néérdalen terwijl ze onder een boom zitten. Een plaatselijke politica bevestigt ons: buitenlandse hulp is niet nodig, wel een mentaliteitsrevolutie! In Azië weten mensen heel goed dat er voor een stuk welstand gewerkt moet worden, en dat je dat zélf moet doen. Je kunt ook het resultaat zien.
Vlug naar de oever van het meer voor de sunset. Een oranje bol zakt in het jadekleurige meer. Een moment om nooit meer te vergeten.

21 mei ’07

Loiyangalani – Maralal
Genieten, genieten, genieten…En schudden en schokken!
In Maralal kom je weer in de bewoonde wereld. Een verademing, na zo’n weg…!
De chauffeur is toch ook weer niet zo transparant als zijn organisatie wel zou willen: hij vraagt me 14 000 shilling fooi! (140€) Begrijpelijk allemaal. Hij heeft 11 kinderen, waarvan er één studeert aan de unief…
Ik was van plan hem 3 000 te geven voor het lange transport, en zeg hem dat ook. Een meer dan behoorlijke fooi.

22 mei ’07

Maralal – Nairobi
De weg is vandaag een heel stuk beter. De omgeving is niet meer zò mooi, maar toch nog meer dan de moeite waard: we krijgen voortdurend zichten op de vele meertjes van de Riftvalley, de grote slenk die we verder volgen. Christine ziet nog net het bordje en roept: ‘We rijden de evenaar over!!’
Naast dit bordje zijn de grote plakkaten van honderden Amerikaanse sektes à la getuigen van Jehova niet te tellen. Een echte wildgroei. Ze hebben hier precies méér succes dan in Europa.
Omdat de chauffeur bevoorrading meeheeft voor zijn gezin, rijden we eerst naar zijn huis. Hij is blij met zijn fooi, en ook erg tevreden ons te kunnen ontvangen in de leefruimte. Een geestig afscheid van een toch wel erg sympathiek man.
We worden afgezet aan het nationaal museum. Een minibus (hier matatu genoemd) brengt ons in het centrum, waar we snel een guesthouse kunnen vinden. We slepen enkel nog onze doodvermoeide lichamen naar het internetcafé, want het is een kleine twee weken geleden dat we contact hadden met thuis. De verbinding is heel slecht, maar met tijd en boterhammen kunnen we toch de berichten openen. Nee, er zijn gelukkig geen problemen thuis.

23 mei ’07

Nairobi
Eerste werk: een vliegticket kopen voor Caïro. Op internet vinden we niets interessants, en de verbindingen zijn zò slecht… Het blijft duren. Dan maar rechtstreeks naar Egypt air. Ook niet goedkoop: 300€. We nemen toch het ticket: vrijdagmorgen( overmorgen), om 5 h.
Op straat word je voortdurend aangesproken om mee te gaan op safari. Veel te duur (300€) maar we luisteren toch, want we willen eigenlijk wel nog zo’n park zien. We horen dat Nakuru in die periode van het jaar heel mooi is en in één dag te doen. Misschien morgen, en als het te betàlen is. Kwestie van nog andere mensen te vinden en een auto te delen. We lopen een ander backpackerslodge binnen en ontmoeten Angelica, een Duits meisje. Ook zij wil wel meegaan en vindt een telefoonnummer om rechtstreeks te reserveren in Nakuru. We kunnen een auto (met gids) huren voor drie personen. We nemen dan gewoon de matatu naar Nakuru. Dit is veel goedkoper. Als we alles uitrekenen komen we op 50€/pers, matatu (6€) en ingang park (30€) inbegrepen.
Vandaag nemen we het wat op ’t gemak, maar eerst naar de fossielen van het het national museum!
’t Is nie waar hé!’ Gesloten. Verbouwing. Tot 1 juli. ‘Je kunt dan toch eens terugkomen?’ Weer iemand die nu denkt dat we in Europa naast geldbomen ook bomen hebben waar vliegtickets in hangen,.
Ik wil vertrekken, maar Christine begrijpt wellicht beter de African way dan ik. ‘Laat ons nog eens rondkijken’. Het national museum is heel groot. We zien een eerste receptie. ‘Nee, gesloten. Sorry!’ We dralen nog wat rond. De vliegticketboom-man komt nog eens naar ons toe.
-Na één juli is het heus wel open hoor.
-Begrijp je wel hoe ver wij wonen? En hoe duur zo’n vliegticket ook voor ons wel is?
We leggen het verder uit, en doen ons ganse verhaal. Als bioleerkracht, Kobi Fora, Turkana, drie dagen met de truck, de Leaky-stichting…
-Deden jullie die drie verschrikkelijke dagen met onze truck??
-Ja, en het was een heel diepe ervaring om aan den lijve te ondervinden hoe afgelegen een plaats op de wereldbol wel kan zijn!
-Dit is inderdaad hééél ver weg! Ongelofelijk ver. Wacht, ik probeer jullie te helpen.
We worden bij het hoofd van het labo gebracht. ‘Sorry sir, enkel voor wetenschappelijk onderzoek. Je moet een vergunning van de regering hebben.’
Maar, de African way is nog niet uitgeput. We praten en doen weer het hele verhaal...
‘Mààr…, het kàn niet dat jullie die fossielen niet zien! This story and you two people really touched my hart! Wacht, ik roep Mary.
Met grote gebaren wordt alles doorverteld in het Swahillisch. Wij knikken mee alsof we het verstaan. Mary wil ons heel graag rondleiden…
Een wereld gaat open. We zien het grote labo van dr Leaky in werking. De fossielencollectie is enorm. Je gaat terug in de prehistorie, en aan de hand van echte fossielen legt Mary ons de evolutie van olifant, neushoorn, giraffe enz uit. We kunnen de fossielen ook aanraken. Grandioos gewoon! We zijn ongelofelijk dankbaar dìt te kunnen meemaken en vallen van de ene verwondering in de andere.
-Het wetenschappelijk onderzoek gaat hier heel traag omdat we maar een kleine ploeg zijn. Een land als Kenia heeft zòveel andere prioriteiten…Gelukkig krijgen we vaak hulp van buitenlandse universiteiten, die een ploeg studenten zenden. Weet je dat er rond Lake Turkana alleen al wellicht nog honderdduizend fossielen liggen te wachten op ontdekking? Dit kan in de toekomst misschien de geheimen van de evolutie van vele diersoorten, ook van de mens verder blootleggen. Turkana is zo’n bijzonder rijk gebied omdat het er zo heet en droog is, maar ook omdat de volkeren daar nooit aan landbouw deden. De grond is er niet omwoeld, waardoor ook voetafdrukken van de prehistorische mens konden bewaard blijven…
-Hoe komt het dat het nu vakantie is in België?
Ik leg kort het systeem van loopbaanonderbreking uit.
-Hoe oud ben je nu?
-51.
-Oh, net zoals ik!
(Ik vraag het nog eens opnieuw, want Mary ziet er wel twintig jaar jonger uit.)
-Wel, ik moet zeggen dat je nog beter bewaard bent dan de fossielen die we hier zagen! (Ook Christine lacht mee en bevestigt)
We nemen heel hartelijk afscheid, van bakshis is hier geen sprake.

24 mei ’07

Nairobi – Nakuru nationaal park – Nairobi
De rit in de matatu duurt bijna vier uur. Rond de middag rijden we in de speciale tourauto het park binnen, telelens in aanslag. Onze gids is een echte kenner. Hij vertelt honderduit over de dieren die we zien. Hij weet ook precies hoe hij ze moet naderen om –heel vaak- oog in oog met ze te staan.
Op het meer van Nakuru leven 1,5 miljoen roze flamingo’s. Op het blauwe water zijn ze een niet te evenaren kleurspectakel. We observeren hun golvende bewegingen van heel nabij. Precies een roze zee.
Buffels en neushoorns zijn echte kolossen. Gelukkig vredelievend. Een gier is al wat meer in het oog te houden. Pelikanen zijn dan weer uiterst sierlijk.
Gazelles kun je minder makkelijk naderen, maar het lukt toch ook.
Zebra’s in hun streepjespyjama kijken ons aan.
Mijn favoriete dier (in national geografic) is en blijft de impala! Het zijn majestatische, sierlijke dieren met prachtige kleurbanden op hun huid. Dìe in levende lijve te kunnen zien…!
Enkele giraffes eten zomaar een boompje op. Wat een fiere blik in die prachtige natuur! We staan oog in oog met bavianen en apen. Baboons willen mijn banaan.
Rond 18h rijden we terug. ‘Er is een leeuw!’ roept onze gids heel fier. Wel van héél ver zien we hem luieren in de zon. Met de telelens maken we toch een behoorlijke foto.
Het is al donker als we voldaan terugrijden naar Naïrobi. Christine (nog steeds chef foto) heeft prachtige opnames kunnen maken. Het was heel mooi, maar toch maakte dit park minder indruk op ons dan de ganse omgeving van Turkana. We konden daar de dieren niet zo dicht zien, maar alles leek nog veel wilder, natuurlijker. Het is 23 h als we Naïrobi binnenrijden. In elke reisgids wordt verwittigd voor de veiligheid, maar we merken er niets van. We nemen toch uit voorzichtigheid een taxi naar de luchthaven. De chauffeur bevestigt wat we hier voortdurend horen: ‘De nieuwe regering pakt de corruptie écht aan. Van hoog tot laag. Zie maar in Nairobi. Enkele jaren terug kon je na 19 h niet meer buitenkomen. Nu is het redelijk veilig. Er is een wegenplan, elektriciteitsplan…
We geloven erin. Binnen 10 jaar is Kenia een ander land! Het is een mooie boodschap om afscheid te nemen van dit prachtige land.

25 mei ’07

Nairobi (vlucht) – Caïro (Egypte) – Suez
We doen een tukje (Christine zegt me dat ik direct in slaap donder, en nu al zittend kan slapen ook) tot 3h en kunnen dan inchecken. Om 5h rijdt de airbus van Egypt air de startbaan op…De vlucht duurt 5 uur, want we hebben in bussen en trucks toch wel een grote afstand afgelegd: naar Zuid Afrika is het eigenlijk niet meer zo ver, maar je moet nu eenmaal eens eindigen…
Afrika, we zijn heel dankbaar voor wat we hier mochten zien en leren! Het was het moeilijkste deel van onze reis, maar misschien wel één van de boeiendste. In dit continent moet nog heel veel gebeuren, maar het komt. Je merkt de eerste tekenen van economische ontwikkeling. Een eerste groot struikelblok zijn de aanslepende spanningen en militaire conflicten tussen de vele bevolkingsgroepen. (In Soedan raakt dit gelukkig opgelost. In Ethiopië met moeite. Het tweede de corruptie van hoog tot laag. Die mentaliteit wijzigen zal nog wel een generatie duren. Maar het komt. Vooral in Kenia merk je de kentering, maar ook in de andere landen is er een begin.
Afrika is niet overgekomen als een wanhoopscontinent met honger, armoede en aids. (Enkel in Addis waren we de wanhoop nabij. Dit is het ergste wat we zagen op onze wereldreis. Het zijn beelden die voor altijd op je netvlies blijven branden.) Mensen stellen het véél beter dan wij in Europa willen of kunnen geloven! Wellicht is dit het belangrijkste dat we leerden dit jaar: Er is armoede en miserie, maar de wereld is er véél beter aan toe dan je denkt! De meeste mensen zijn biezonder flexibel om te leven en te overleven. Ook als het lastig is wordt niet geklaagd. Overal wordt leute en plezier gemaakt met kleine simpele dingen…Als je dààr de verzuring in veel Europese landen mee vergelijkt…We zààgen er maar op los. Zonodig over het weer als we niets anders vinden. Zelf beloof ik plechtig dit nooit meer te doen. We hebben één van de gezegendste klimaten van onze planeet en leven in een aards paradijs! Alleen wéten de meeste mensen het niet meer.
Door het raampje zien we het Nassermeer. De Nijlvallei slingert zich als een groen lint door de gele woestijn. Woestijn. Wat is er toch woestìjn op onze planeet. Ook dat besef je niet in het prachtig groene Europa…
Caïro ligt onder ons. Een megastad. Eindeloze, grauwe flatgebouwen in de vele buitenwijken. 15 miljoen mensen. Uit de lucht zie je dat alles uit zijn voegen barst.
We nemen de bus naar het centrum. Christine laat nog eens haar haar knippen bij de knappe knipper van de vorige keer. Onze auto staat er nog, wel geel van de laatste zandstorm. Maar dat is snel vergeten. We koppelen de accu aan. De motor start direct. Op ‘t gemak nog naar Suez. We eten falafel aan het Suezkanaal. Dit keer zonder Koenraad. Als ik eraan denk verlang ik naar huis…

26 mei ’07

Suez – Nuweiba
Onze slaapplaats was weer blijkbaar niet zo’n goede keuze. In the middle of nowhere vindt de politie midden in de nacht dat je er niet mag parkeren…
We bevoorraden op de markt voor een kleine week.
Dan naar Nuweiba, onder het Suezkanaal door. Ons geografisch afscheid van Afrika. Bye, bye…We hebben het gevoel dat onze reis hier eindigt, en dat we nu eigenlijk gewoon rustig naar huis rijden. Als je je gevoel zou volgen reed je in een week naar huis! We doen dit niet omdat we alles willen afwerken in schoonheid. We nemen eerst een week om het verslag te maken, de foto’s te selecteren en wat op kracht te komen…Dan op ’t gemàk naar huis! We werken geen plannen, geen programma meer af. Gewoon samen nog een maandje nagenieten van wat we mochten meemaken in dit jaar…
We draaien het kampeerterreintje van Amon Jaro voor de derde maal op. Ashraf, de uitbater lacht ons warm tegemoet: ‘welcome home!’